Hoofddorp, 5 december 2014 – Afgelopen dinsdag is het OECD Foreign Bribery Report gepubliceerd. In het rapport wordt een analyse gegeven van 427 rechtszaken over omkoping bij internationale transacties die zijn gehouden sinds het OESO Anti-corruptieverdrag in 1999 in werking trad. 17 landen hebben succesvol een internationaal omkopingsproces afgerond. Met deze data probeert dit rapport meer licht te werpen op internationale omkoping. Hier volgen de belangrijkste bevindingen van het rapport.
Omkoping blijkt vooral veel voor te komen in de grondstoffenindustrie (19%); de bouwsector (15%); de transport- en opslagsector (15%); en informatie en communicatie (10%). In 41% van de gevallen waren personeelsleden van het management betrokken, in 12% van de gevallen zelfs bestuursvoorzitter. Zij gaven toestemming voor de steekpenning of ze betaalden ervoor.
Steekpenningen bedroegen een gemiddelde waarde van ongeveer 10% van het transactiebedrag. Deze bedragen kwamen vaak tot stand via tussenpersonen, zoals lokale marketingagenten en distributeurs. Dit gebeurde in 41% van de gevallen. Steekpenningen werden het meest beloofd of gegeven aan publieke ondernemingen (27%). Het doel van de steekpenningen was in de meeste gevallen het verkrijgen van publieke aanbestedingen (57%).
Een onderzoek naar een bedrijf of individu werd in een op de drie gevallen gestart nadat een bedrijf zelf een melding had gemaakt. Deze bedrijven kwamen daar voornamelijk achter door interne audits(31%) en fusie of overname due diligence procedures (28%).
80 individuen kregen een gevangenisstraf nadat ze schuldig waren bevonden aan internationale omkoping. In totaal werden er 261 boetes uitgedeeld. De hoogste boete die aan een bedrijf werd opgelegd was 1.8 miljard euro. In 69% van de zaken werden sancties opgelegd door middel van een schikking. De Verenigde Staten hebben sancties opgelegd aan in totaal 128 individuen of bedrijven. Duitsland aan 26 en Groot-Brittannië aan 6.
Hoewel de OESO veel inzicht geeft in de manier waarop internationale omkoping plaatsvindt, zijn er ook kanttekeningen te maken. De OESO beweert dat de schaal van internationale omkoping is blootgelegd door dit rapport. Hiermee impliceren ze dat ze corruptie meten. Wat ze in werkelijkheid meten is een combinatie van de bereidheid en capaciteit van het justitiële apparaat om te vervolgen en te berechten. Waar er in de Verenigde Staten veel bereidheid en capaciteit aanwezig is om dit soort zaken op te volgen, moet de Nederlandse justitie juist veel zaken laten lopen.
Dit laatste komt overeen met de bevindingen van het Exporting Corruption rapport van Transparency International. Hieruit bleek dat Nederland sinds 2010 10 onderzoeken is gestart in het kader van internationale omkoping. Ter vergelijking: Zwitserland is 67 onderzoeken gestart. Het Nederlandse OM heeft bovendien nog nooit een rechtszaak gevoerd over internationale omkoping; alle zaken tot op heden zijn geëindigd met een schikking.