Amsterdam, 8 februari 2016 – Eind januari bracht de Volkskrant naar buiten dat minstens een kwart van alle oud-politici aan het werk gaat in het lobbycircuit. Tot die conclusie kwam de krant na onderzoek naar het carrièrepad van bijna 200 Kamerleden, ministers en staatssecretarissen sinds 2002. Aanleiding was de overstap van VVD-Kamerlid Bart de Liefde naar taxibedrijf Uber. De Nederlandse draaideur, waarbij oud-politici met een andere pet de Kamer weer binnenkomen, draait gemakkelijker dan ooit. Het bedrijfsleven maakt hier dankbaar gebruik van.
De Liefde naar Uber
De overstap van Kamerlid De Liefde kwam herhaaldelijk in het nieuws als een tekenend voorbeeld van de Haagse draaideur. Eind vorige maand kondigde De Liefde aan dat hij binnen drie weken aan de slag zou gaan als public policy manager bij taxibedrijf Uber. Dat het Uber is waar hij aan de slag gaat, lijkt geen verrassing te zijn. Op 19 juni 2014 liet het Kamerlid als woordvoerder Mededinging al weten het taxibedrijf te steunen: “Ik zou graag van de minister de bevestiging horen dat in Nederland een verbod van Uber op lokaal niveau niet mogelijk is.” Ook op Twitter had De Liefde zich lovend uitgelaten over de service van het bedrijf.
Dat het handelen van De Liefde in de Tweede Kamer in perspectief moet worden geplaatst van zijn aanstaande baan bij Uber, ontkent het Kamerlid zelf: “Als de insinuatie is of ik me als Kamerlid over de sector uitliet met een baan bij Uber in het achterhoofd, is het antwoord volmondig nee.” Toch blijft de burger met vragen zitten: wanneer werd het contact tussen Uber en De Liefde gelegd en waarom blijft hij nog drie weken in de Tweede Kamer zitten als hij straks in een andere functie zal proberen invloed uit te oefenen over dezelfde processen waar hij nu nog bij betrokken is? Kamerlid Lea Bouwmeester (PvdA), die onlangs een initiatiefnota indiende om lobbyen te reguleren, ziet ook dat een dergelijke overstap de nodige vragen oproept: “Ook omdat door dergelijke overstappen een negatieve beeldvorming van politici wordt bevestigd.”
Vele voorgangers
De Liefde is niet de eerste Nederlandse politicus die een overstap maakt naar het bedrijfsleven na een periode in de politiek te hebben gewerkt. Staatssecretaris Jack de Vries van het CDA verdedigde in zijn functie de aanschaf van het gevechtsvliegtuig JSF en ging vervolgens als lobbyist aan de slag voor de fabrikant. Minister voor Verkeer en Waterstaat Camiel Eurlings, eveneens van het CDA, ging direct na zijn aftreden als minister aan de slag bij KLM. En oud-minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot, wederom CDA’er, probeerde namens Libiër Ismael A. het Openbaar Ministerie te overtuigen om het bevroren vermogen van A. vrij te geven. Naast deze bekendere zaken zijn er tal van gevallen te vinden waar andere beleidsmedewerkers van Kamerfracties de overstap maken.
Sinds 1990 heeft minstens 25 procent van de landelijke oud-politici een baan gekregen in de top van een brancheorganisatie, een belangenvereniging of een public affairs bureau. De oud-politici die bij brancheorganisaties of belangenverenigingen aan de slag gaan, staan weliswaar niet te boek als lobbyisten maar onderhouden als onderdeel van hun functie wel contacten op het Binnenhof. Voorbeelden zijn oud-CDA’er Maxime Verhagen namens Bouwend Nederland en voormalig ChristenUnie fractievoorzitter André Rouvoet namens Zorgverzekeraars Nederland. Zij die bij een public affairs bureau aan de slag gaan, proberen voor professionele doeleinden het besluitvormingsproces te beïnvloeden en kunnen daarom wel als lobbyist aangemerkt worden. Sommigen zijn zelfs een eigen public affairs bureau gestart, zoals PvdA-Kamerleden Chantal Gill’ard (Sarika) en Luuk Blom (KddB Public Policy) en VVD’er René Leegte (Publieke Zaken).
Met de goede connecties die oud-politici hebben, zijn zij een bron van informatie en invloed voor het bedrijfsleven. “De meerwaarde is dat oud-politici de beleidstaal van de overheid kunnen vertalen in consequenties voor bedrijven. En andersom kunnen ze de vaak technische taal van bedrijven vertalen naar de beleidstaal van de overheid,” aldus oud-Kamerlid René Leegte in de Volkskrant. “Ze weten hoe de procedures werken. Met die kennis kunnen ze organisaties helpen op tijd hun informatie bij de politiek te brengen om wetten en regels beter te maken.”
Gebrek aan regelgeving draaideur
Dat politici regelmatig door de draaideur gaan in Nederland, heeft ook te maken met het gebrek aan regulering voor lobbyisten. Er zijn geen regels voor politici die een nieuwe functie gaan bekleden in public affairs. Ook is er geen eenduidige definitie van lobbyen. Zowel lobbyisten als overheidsfunctionarissen weten niet welke normen wanneer gelden en voor wie. Registreren als lobbyist is niet nodig om invloed uit te oefenen over het besluitvormingsproces. Een register voor lobbyisten bestaat bij de Beroepsvereniging voor Public Affairs (BVPA), maar dit is op vrijwillige basis. Dat een oud-medewerker van de Eerste of Tweede Kamer gemakkelijk toegang tot het besluitvormingsproces kan krijgen, kwam duidelijk naar voren uit de zaak-Bot. Oud-politici kunnen namelijk de toegangspas tot de Kamer gewoon behouden, waarmee de eerste hindernis al genomen is.
De draaideur tussen de politiek en het lobbyen verhoogt de kans op corruptie: “Aan een sterk informeel netwerk zit het risico van corruptie, omdat men geneigd zal zijn elkaar te bevoordelen en onderling de zaken te regelen,” zo waarschuwt Willeke Slingerland in de Volkskrant. Slingerland doet momenteel een promotieonderzoek naar netwerkcorruptie. Transparency International Nederland kwam tot eenzelfde conclusie in een rapport over het Nederlands lobbylandschap. Daaruit bleek dat publieke besluitvormingsprocessen onvoldoende beschermd zijn tegen onevenredige invloed en corruptie. Het is daarom tijd om het lobbyen in Nederland te reguleren.
Een eerste stap is zorgen dat iedereen gelijke toegang krijgt tot het proces. Hoogleraar public affairs Arco Timmermans: “Lobbyisten zeggen vaak dat het erom gaat dat een politicus zijn beslissing achteraf kan verantwoorden. Maar juist de voorkant is essentieel: heeft iedereen gelijke toegang?” Een tweede stap is zorgen dat de draaideur niet zo gemakkelijk meer draait. Dit kan worden bereikt door het instellen van een ‘afkoelperiode’ zoals deze geldt voor Eurocommissarissen in Brussel. Kamerleden en bewindspersonen mogen dan niet meteen in de sector gaan werken waarvoor ze tijdens hun politieke loopbaan verantwoordelijk waren. Een derde stap is meer transparantie van politieke partijen over de inbreng van lobbyisten in hun verkiezingsprogramma’s. Lobbyisten van LTO en TNO schreven bijvoorbeeld mee aan het verkiezingsprogramma van het CDA. Bij de VVD deden lobbyisten van Philips dat. Daar moet openheid over worden gegeven.
Kamerlid Lea Bouwmeester schreef hiertoe samen met collega Astrid Oosenburg een initiatiefnota met voorstellen om transparantie over lobbyen te vergroten. Hieruit moet een werkgroep voortkomen die de voorstellen in wetgeving gaat vertalen. Ook de BVPA schaart zich achter het initiatief: “Als beroepsvereniging willen we constructief aan deze plannen meewerken,” zo zegt Jaap Jelle Feenstra, voorzitter van de BVPA. “Als er iets fout gaat met belangenbehartiging, slaat dat terug op onze beroepsgroep. Wij hebben ook belang bij openheid. We zijn graag behulpzaam in het verder brengen van deze voorstellen – we zijn per slot van rekening lobbyisten.” Eerder sprak Feenstra al de wens uit dat de integriteitsregels van de BVPA verplicht zouden worden voor alle lobbyisten. Alleen dan kan de integriteit van de beroepsgroep volgens Feenstra worden bewaakt. Transparency International Nederland zal de ontwikkelingen op dit gebied met veel interesse volgen.