Amsterdam, 1 april 2016 – In het kader van het monitoringsproject van het Nederlands EU-voorzitterschap volgt TI-NL de ontwikkelingen op verschillende wetgevingsdossiers over de bestrijding van corruptie en de bevordering van transparantie. Deze week aandacht voor de Common Consolidated Corporate Tax Base (CCCTB), onderdeel van het Action Plan for Fair and Efficient Corporate Taxation in the EU dat eerder door de Europese Commissie is gepresenteerd. De CCCTB zou belastingontwijking van bedrijven bestrijden door belastingbetalingen eerlijk te verdelen over de landen waarin de bedrijven waarde toevoegen aan hun product of service. Nederland is als voorzitter huiverig voor het plan en vreest de negatieve effecten op het Nederlandse vestigingsklimaat.
De CCCTB zou een gemeenschappelijke grondslag voor de vennootschapsbelasting in de EU moeten worden, waarbij met een verdeelsleutel op basis van de toegevoegde waarde in productie kan worden bepaald hoeveel belasting een bedrijf waar zou moeten betalen. Voor bedrijven betekent dit dat ze maar één aangifte hoeven doen voor alle bedrijfsactiviteiten binnen de EU. Met de verdeelsleutel wordt vervolgens bepaald wat een eerlijke verdeling van de belastbare inkomsten over de lidstaten zou zijn, waarna de lidstaten zelf de belasting kunnen heffen.
Op deze manier wordt het ontwijken van belasting door slimme constructies, zoals de “Double Irish with a Dutch sandwich”-constructie, een stuk lastiger. Veel van deze constructies zijn namelijk gebaseerd op het onderbrengen van immateriële activa zoals patenten en copyrights bij dochterbedrijven in belastingparadijzen. In die paradijzen betalen ze weinig of geen belastingen. Omdat er echter geen werkelijke productie plaatsvindt in deze landen, zullen zij bij introductie van CCCTB door de verdeelsleutel hier geen gebruik meer van kunnen maken.
CCCTB al langer een wens
Het plan om CCCTB in te voeren ligt al langer op tafel bij de Europese Commissie. Al sinds 2001 wordt er gesproken over de belastingbetalingen in de interne markt. Sinds het vorige voorzitterschap van Nederland in 2004 heeft de Europese Commissie een aparte Werkgroep die de fiscaal technische aspecten onderzoekt van een gemeenschappelijke grondslag. Na vele jaren werk en discussie kwam de Europese Commissie in 2011 met een plan, maar de Commissie heeft het destijds toch terug op de plank gezet vanwege bezwaren van landen als Ierland en het Verenigd Koninkrijk.
In juni 2015 werd besloten het voorstel opnieuw te gaan voorbereiden vanwege de toenemende verontwaardiging over belastingbetalingen van multinationals. Deals met Google, Starbucks, Fiat, Apple en Amazon hebben de afgelopen jaren laten zien dat overheden belastingontwijking faciliteren en de roep om een aanpak hiervan is groter geworden. Er was eerst sprake van dat het voorstel tijdens het Nederlands voorzitterschap zou worden gepresenteerd, maar dit lijkt niet langer het geval te zijn.
Naar alle waarschijnlijkheid zal de Europese Commissie haar voorstel iets minder ambitieus maken: in eerste instantie zal winstbelasting buiten het systeem worden gelaten, in tegenstelling tot het eerdere voorstel. Eerst zal een gemeenschappelijke heffingsgrondslag worden gecreëerd, daarna zal deze langzaam worden uitgebreid met onder andere winstbelasting. De hoop van de Commissie is dat lidstaten welwillender tegenover een stapsgewijze introductie van CCCTB zullen staan. Een ander verschil ten opzichte van het voorstel uit 2011 is dat de Commissie CCCTB nu verplicht wil maken voor de lidstaten. Een optioneel systeem zou te veel ruimte laten aan lidstaten hun eigen plan te trekken.
Grote lidstaten voor, Nederland tegen
Het plan kan op steun van enkele grote lidstaten zoals Frankrijk, Duitsland en Italië omdat deze landen er netto meer aan over zullen houden. Deze lidstaten kennen een relatief grote industrie waar veel waarde wordt toegevoegd in de productie en kunnen dus in de verdeelsleutel rekenen op een aanzienlijk deel van de vennootschapsbelasting. Momenteel zijn er bedrijven die via profit shifting hun inkomsten doorsluizen naar dochterbedrijven in landen met een lage belastingdruk waar eigenlijk weinig van de waarde wordt toegevoegd. Lidstaten als Luxemburg, Ierland en ook Nederland zijn hier goede voorbeelden van.
Nederland staat niet bijzonder welwillend ten opzichte van het plan. Politici en belastingconsultants maken zich zorgen over de gevolgen van de maatregel voor het Nederlandse vestigingsklimaat. Uit onderzoek in opdracht van de Europese Commissie blijkt dat het Nederlandse vestigingsklimaat vooral wordt gekenmerkt door het groot aantal fiscale sluiproutes, zelfs het grootste aantal van alle lidstaten. Een goed voorbeeld is de deelnemingsvrijstelling waarbij bedrijven geen belasting hoeven te betalen over inkomen dat al is belast in een ander land, zelfs als het tarief lager is. De introductie van de switch-over-bepaling in CCCTB zou dit belastingvoordeel ernstig kunnen ondermijnen.
Een ander bezwaar is het gebruik van de verdeelsleutel op basis van toegevoegde waarde in productie. De belangrijkste factoren in de sleutel zouden kapitaal, arbeid en verkoopcijfers zijn. Immateriële activa zoals merken, octrooien en know how blijven buiten de verdeelsleutel. Dit betekent dat een land als Nederland met een relatief kleine fysieke productie en een relatief grote kenniseconomie en dienstensector benadeeld zal worden in de verdeling. Bij de behandeling van het eerste voorstel in 2011 liet Nederland dan ook weten een Europese aanpak niet gerechtvaardigd te vinden en het niet eens te zijn met de verdeelsleutel.
Reacties Kamer en kabinet
Vorige week werden de belastingplannen van de Europese Commissie in de Tweede Kamer behandeld. Wat vooral tot veel discussie leidde is dat de Commissie verder wil gaan dan de regels die afgesproken zijn onder het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) pakket van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Daarbij bestond er ook verbazing over het feit dat er geen impact assessment is gedaan voor de aanvullende plannen van de Commissie, waar dit normaal wel het geval zou zijn. Volgens de Commissie is dit niet nodig, aangezien de effecten van de maatregelen al uitgebreid zijn besproken met de landen en dit het proces zou vertragen met een jaar. Door middel van een motie heeft de Kamer nu bepaald dat de regering geen voorstellen mag aannemen voordat het een impact assessment heeft overlegd met de Kamer. Verder is bepaald dat de opbrengsten van de aanpak van belastingontwijking ten goede moeten komen aan bedrijven zodat het vestigingsklimaat er per saldo minder op achteruit gaat.
Een andere interessante motie die werd aangenomen verplicht de regering een positie in te nemen ten opzichte van het Anti Tax Avoidance Package. Het kabinet is weliswaar van mening dat het internationale karakter van de Nederlandse economie gunstige belastingregels voor internationale bedrijven rechtvaardigt, maar heeft in de Raadsvergaderingen nog geen duidelijke positie ingenomen. De reden die hiervoor wordt gegeven is dat Nederland als voorzitter beter neutraal kan blijven; echter, op andere dossiers heeft Nederland als voorzitter ook een duidelijke positie ingenomen. Voor het eind van volgende week zal Nederland dus toch moeten laten blijken hoe zij tegenover de plannen staan.
Dit zal de lastige dubbelrol van Nederland blootleggen, want als voorzitter heeft het land tot op heden aangegeven haast te hebben bij de voorstellen. Als Nederland volgende week laat blijken het niet eens te zijn met de verregaande plannen van de Commissie, zal de Commissie de toewijding van Nederland op het dossier wellicht in twijfel trekken. “We moeten onze neutrale bemiddelende rol niet belasten met een eigen agenda,” zo liet staatssecretaris Wiebes vorige maand weten tijdens een confrontatie met de Kamer over zijn passieve houding ten opzichte van dit dossier. Nu wordt het kabinet alsnog verplicht de eigen agenda duidelijk te maken. “Dit is het leed dat voorzitterschap heet,” aldus Wiebes.