Amsterdam, 7 juli 2017 – De betrokkenen bij doelvennootschappen, trustkantoren en belastingadviseurs creëren een papieren werkelijkheid volgens de parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies. Dit bemoeilijkt handhaving en zorgt ervoor dat risico’s op belastingontwijking en -ontduiking toenemen. Dat blijkt uit het verslag ‘Papieren werkelijkheid’ dat de commissie aan de Tweede Kamer heeft aangeboden naar aanleiding van de verhoren met 27 deskundigen en getuigen, waaronder Transparency International Nederland.
Afgelopen woensdag bood de parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies haar verslag aan naar aanleiding van de verhoren met 27 deskundigen en getuigen gehoord naar aanleiding van de Panama Papers. Met deze ondervraging wil de Kamer meer inzicht krijgen in de werkwijze van trustkantoren en de fiscale adviespraktijk, en de effectiviteit van het toezicht daarop. De parlementaire ondervraging heeft zich gericht op twee afzonderlijke kwesties: het doorsluizen van kapitaal via in Nederland gevestigde ondernemingen met niet of nauwelijks reële economische activiteiten en het wegsluizen van particuliere vermogens naar buitenlandse doelvennootschappen.
Papieren werkelijkheid
De titel van het verslag is ‘Papieren werkelijkheid’. Dit geeft volgens de commissie weer wat tijdens haar verhoren onder ede werd waargenomen: de betrokkenen bij belastingontwijking creëren een papieren werkelijkheid van brievenbusfirma’s en andere fiscale constructies om net binnen de grenzen van de wet te blijven. Bedrijven en vermogenden die zo min mogelijk belasting willen betalen, laten zich helpen door belastingadviseurs en trustkantoren die niet in de geest van de wet handelen. “Met gebruik van belastingadviezen en de diensten van trustkantoren kan aan wettelijke vereisten worden voldaan, zonder dat hierbij de geest van de wet in acht wordt genomen”, aldus de commissie.
Voor toezichthouders en de fiscus wordt daarmee het zicht op de werkelijkheid lastiger gemaakt. Handhaving wordt ingewikkelder en risico’s op belastingontwijking en -ontduiking nemen toe”, stelt de parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies. Dat dergelijke dienstverleners meestal, zij het niet altijd, binnen de wet blijven, betekent volgens de commissie dat de wetten niet streng genoeg zijn. Wet- en regelgeving die belastingontwijking en fiscale constructies proberen aan te pakken, moeten daarom worden herzien en aangescherpt.
Panama Papers
Aanleiding voor het instellen van de eerste parlementaire ondervragingscommissie waren de zogenoemde Panama Papers. Interne, in april 2016 gelekte documenten van het Panamese trustkantoor Mossack Fonseca dat wereldwijd handelt in brievenbusfirma’s in belastingparadijzen. Ben van den Berg van de Belastingdienst gaf in zijn verhoor aan dat dit voor hen dagelijkse praktijk is. “De Panama Papers gaan over één kantoor en er zijn vele van dit soort kantoren”, aldus van den Berg.
Eerder deze week werd bekend dat de Duitse belastingdienst de gegevens van de Panama Papers heeft weten te bemachtigen. Volgens de krant Bild zou de overheid 5 miljoen euro hebben betaald voor de 11,5 miljoen documenten. Van wie de gegevens zijn gekocht is niet duidelijk, daarover wilde de Duitse regering geen mededelingen doen. Duitsland zou wel bereid zijn de informatie te delen met andere landen, zodat ook zij beter onderzoek kunnen doen naar belastingontwijking of –ontduiking via Mossack Fonseca.
Fiscale constructies en corruptie
Het primaire doel van TI-NL is het bestrijden van corruptie. In dat kader heeft TI-NL onderzoek gedaan naar UBO transparantie. Wat hebben fiscale constructies met corruptie te maken en welke rol speelt UBO-transparantie hierbij?
De kern is dat dezelfde of soortgelijke structuren die gebruikt worden om belasting te ontduiken en ontwijken, ook gebruikt worden om met corruptie samenhangende betalingen te maskeren of faciliteren. Gelden die aan het zicht van autoriteiten zijn onttrokken of daar onbekend zijn, kunnen gebruikt worden om ambtenaren om te kopen die bijvoorbeeld bevoegd zijn te beslissen over aanbestedingen of over belangrijk beleid. Dit geld wordt vervolgens via complexe structuren witgewassen om de illegale oorsprong ervan te verhullen.
De ‘Panama Papers’ laten zien dat de praktijk van het opzetten van offshore entiteiten en trusts omvangrijker is dan gedacht, en niet alleen door criminelen gebruikt wordt: ook invloedrijke politici, dictators, sporters en artiesten maken gebruik van deze structuren. Om effectief en succesvol van deze structuren gebruik te kunnen maken, is het essentieel dat de identiteit van degene die achter de schermen aan de touwtjes trekt, de UBO, onbekend blijft. Bijvoorbeeld van corrupte politici die verkregen smeergeld verplaatsen naar plekken waar geen overheidsinstantie bij kan. Het Stolen Asset Recovery Initiative van de Wereldbank concludeerde dat ruim 70% van 200 onderzochte corrupte politici anonieme vennootschappen en trusts gebruikten om hun identiteit te verhullen.
Het belang van UBO-transparantie
De EU kent een relatief stabiel politiek en institutioneel stelsel, en is daarmee een aantrekkelijke bestemming voor het witwassen van criminele opbrengsten. Enorme bedragen aan illegale geldstromen verlaten de EU ook weer. Volgens de Europese Commissie verliest de EU jaarlijks tot 1 biljoen euro door belastingfraude en -ontwijking. Dit vormt niet alleen een ernstige bedreiging voor de Europese financiële stabiliteit en integriteit, maar ook loopt de Europese schatkist inkomsten mis, wat resulteert in minder effectief beleid en in afname van het vertrouwen van burgers in de EU-instituties.
Vanwege haar positie als één van de belangrijke financiële centra wereldwijd heeft Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid op het gebied van witwasbestrijding en het tegengaan van daaraan gerelateerde misdrijven, zoals corruptie, belastingontduiking en fraude. Jaarlijks vloeien hoge bedragen door de Nederlandse bancaire sector. Dit heeft onder andere te maken met de 12.000 in Nederland gevestigde bijzondere financiële instellingen (de zogenaamde brievenbusfirma’s). Dit zijn Nederlandse vennootschappen zonder noemenswaardige economische activiteiten in Nederland. Ze hebben vaak geen personeel of kantoor en worden bestuurd door trustkantoren. De geldstromen van en naar deze vennootschappen, die grotendeels via Nederlandse banken vloeien, komen jaarlijks neer op ongeveer 4.000 miljard euro. Ook als maar een klein deel van deze geldstromen verdacht is, gaat het in absolute zin om grote bedragen.
Anti-witwas onderzoek naar potentiële cliënten, derden en transacties wordt in de regel risico-gebaseerd gedaan: hoe groter het risico, hoe strenger de controle. Wanneer onvoldoende kritisch of diepgravend onderzoek verricht wordt, kan een transactie ten onrechte als laag of normaal risico worden bestempeld, terwijl in werkelijkheid diverse indicaties voor een hoog risico bestaan.
Zo is er ook een aanzienlijk risico dat Nederlandse brievenbusfirma’s corruptie faciliteren. In een evaluatierapport van 2012 over Nederland, uitte de OESO haar zorgen over de gebrekkige aanpak door Nederland van brievenbusfirma’s: “The issue of jurisdiction over mailbox companies is of particular concern in the Netherlands given the number of such companies involved in foreign bribery allegations. Out of 22 cases of alleged foreign bribery reported in the media, 12 concern mailbox companies, but only 2 are the subject of ongoing investigations”. Hoewel de OESO in het follow-up rapport van 2015 waardering uitsprak voor de ambitie van Nederland deze tekortkoming aan te pakken, werd tevens geconstateerd dat er nog niet veel veranderd was.
Ook voor trustkantoren geldt dat zij moeten weten wie de UBO is van de brievenbusfirma’s die zij besturen. Daarvoor moeten zij de UBO’s achterhalen van de buitenlandse vennootschappen of andere juridisch structuren waar de brievenbusfirma geld voor doorsluist. Hierdoor kunnen trustkantoren zich een beter beeld vormen over de herkomst of bestemming van deze geldstromen; informatie die nodig is om hun taak als poortwachter te kunnen vervullen.
UBO-register en implementatie in Nederland
In de vierde Europese anti-witwasrichtlijn is afgesproken dat alle EU- lidstaten uiterlijk op 26 juni 2017 een centraal UBO-register instellen. Voor het Nederlandse UBO-register zal het kabinet zo veel mogelijk aansluiten bij de entiteiten genoemd in de Handelsregisterwet 2007.
Op 28 april 2017 is de consultatieronde van de implementatiewet registratie uiteindelijke belanghebbenden (UBO-register) gesloten. Naar verwachting zal nog voor het einde van dit jaar het wetsvoorstel worden ingediend. Met deze wet zijn ondernemingen en rechtspersonen in Nederland verplicht informatie over hun uiteindelijk belanghebbenden bij de Kamer van Koophandel aan te leveren, waarna de informatie in het UBO-register wordt opgenomen. Met het aanleveren en opnemen van deze informatie zal de nodige tijd gemoeid zijn. De vierde antiwitwasrichtlijn voorziet niet in de (automatische) uitwisseling van de gegevens in het UBO-register. Initiatieven daartoe zijn opgenomen in het voorstel tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn. Dit wijzigingsvoorstel (vijfde anti-witwasrichtlijn) en het Nederlandse standpunt daaromtrent is in het BNC-fiche van 9 september 2016 opgenomen (Kamerstuk 22 112, nr. 2199). De onderhandelingen over dit wijzigingsvoorstel zijn nog gaande.
Conclusies van de commissie
Nederland speelt een belangrijke rol bij het ontwerpen en beheren van internationale fiscale constructies. Het schatten van de omvang van het vermogen dat Nederlanders in het buitenland plaatsen, is intrinsiek ingewikkeld. Het doel hiervan is immers veelal het vermogen te verhullen. Bestaande schattingen kennen dan ook een grote bandbreedte. Uit de verhoren is gebleken dat hoewel de inschattingen in het buitenland uiteenlopen, het om grote bedragen gaat.
De commissie constateert dat allerlei partijen, zoals trustkantoren, adviseurs en notarissen, samen werken aan constructies om belasting te ontwijken, maar dat niemand zich verantwoordelijk voelt voor het geheel. “De moraal verdwijnt.” Er wordt strikt gekeken naar de regels, en de bedoeling van de wet wordt bewust genegeerd. Als een dubieuze constructie nog net legaal is, is het in volgens betrokkenen een goede constructie. De Belastingdienst wordt het zo onmogelijk gemaakt om zicht te houden op belastingontwijking- en ontduiking. Volgens de commissie vraagt de betrokkenen bij belastingontwijking- en ontduiking er dan ook zelf om om beteugeld te worden met duidelijke wettelijke grenzen.
De belangrijkste conclusies van de commissie luiden:
- Adviseurs, notarissen en trustkantoren richten zich op hun eigen regels. Niemand draagt verantwoording voor de hele constructie.
- Trustkantoren die belastingontwijking organiseren houden zich aan de letter, maar niet aan de geest van de wet. Zelfregulering werkt niet.
- Afgewezen en malafide klanten worden bij de concurrent met open armen ontvangen. Zelfs mensen op de sanctielijst worden niet geweerd.
- Meer controle door de Belastingdienst en De Nederlandsche Bank leidt tot betere handhaving van de regels.
- In de financiële sector is geen overeenstemming over wat wenselijk is. De een spreekt over belastingontwijking waar de ander het heeft over belastingbesparing. De sector ziet liever strakke wetten dan vage normen.
“De Tweede Kamer kan aan de slag”
Volgens de commissie hebben de ondervragingen relevante inzichten opgeleverd over fiscale constructies en de rol die verschillende partijen bij het opzetten hiervan spelen. Deze inzichten kunnen worden gebruikt bij de uitoefening van de wetgevende taak van het parlement op de volgende terreinen: aanpak internationale belastingontwijking, informatie-uitwisseling Belastingdiensten, uitwisseling van inlichtingen, anti-misbruik verdragen, invorderingswetgeving belastingen, het uiteindelijk belanghebbenden register, het centraal aandeelhoudersregister, wet toezicht trustkantoren, zelfregulering trustkantoren, fiscale wetgeving, de handhaving en het toezicht op de vereisten voor vennoot-schappen om jaarstukken te deponeren bij de Kamer van Koophandel, de aanpak van belastingontduiking en de wet ter voorkoming van witwassen en terrorisme. “De Tweede Kamer kan aan de slag”, stelt de parlementaire commissie tenslotte.