Amsterdam, 14 juli 2021 – Afgelopen week beantwoordde minister Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken) verschillende vragen van Kamerleden over de nieuwe Wet financiering politieke partijen. Ook kwam de Raad van State met haar advies over wetsvoorstel, waar het kabinet weer op reageerde. TI-NL zet de relevante vragen en antwoorden op een rijtje.
Partijfinanciering is in de afgelopen maanden regelmatig in het nieuws geweest. Dit is het gevolg van de omvangrijke donaties van private donoren aan D66, Partij voor de Dieren (PvdD) en het CDA. D66 en PvdD ontvingen respectievelijk 1,2 miljoen euro en 350.000 euro van tech entrepeneur Steven Schuurman. Het CDA ontving 1,2 miljoen euro van Hans van der Wind.
Aankomende september wordt de nieuwe Wet financiering politieke partijen (Wfpp) plenair behandeld. Deze wet pakt een behoorlijk aantal problemen aan. Donaties van buiten de Europese Unie (EU) zijn bijvoorbeeld niet meer toegestaan. Op grond van de nieuwe wet kunnen enkel EU-burgers geld doneren en moeten alle donaties van buiten Nederland worden opgegeven. Ook worden de overheidsbijdragen aan politieke partijen vergroot, om op die manier de afhankelijkheid van donateurs te verkleinen.
Vragen bij wetsvoorstel partijfinanciering
Kamerleden hebben een aantal terechte vragen over het voorstel. Zij vragen zich bijvoorbeeld af waarom het wetsproces rondom partijfinanciering in twee delen zal verlopen. De overheid heeft namelijk de intentie om de eerst de nieuwe Wfpp in voeren. Vervolgens is het de bedoeling dat een nieuw kabinet deze wet onderbrengt bij de Wet op Politieke Partijen (WPP), waarna de Wfpp zal komen te vervallen. Vanwaar deze tweesprong? Indien de Wfpp direct onder de WPP valt, is de nieuwe wet van toepassing op alle Nederlandse politieke partijen, en niet alleen op landelijke partijen. Het kabinet reageert hierop dat een directe, volledige wijziging van de WPP omvangrijk is en daarom niet past bij een demissionair kabinet.
Daarnaast hebben Kamerleden vragen over mogelijke sluiproutes. Hoe kan de overheid garanderen dat er geen onwenselijke geldstromen via een ander Europees land worden doorgesluisd? Het kabinet stelt dat dit risico inderdaad bestaat, maar dat het niet proportioneel zou zijn om alle schenkingen van binnen de EU te weren, gezien het vrije verkeer van kapitaal. Hierbij wijst het kabinet erop dat de verplichte registratie van alle donaties (ongeacht omvang) van buiten Nederland als stok achter de deur werkt.
De Raad van State stelt op dit punt dat het onderscheid tussen EU- en niet-EU-landen onvoldoende is onderbouwd. De Raad vraagt zich af of de geldende transparantieregels niet afdoende zouden zijn voor landen buiten de EU. In een reactie laat het kabinet weten dat politieke partijen vaak een relatie hebben met zusterpartijen in andere Europese landen. Bij landen buiten de EU geldt dit minder. Daarnaast zegt het kabinet dat de EU-lidstaten een waardengemeenschap vormen, waarbij een gemeenschappelijke rechtsorde het onderscheid rechtvaardigt.
Wie doneert?
Kamerleden merken tevens op dat duidelijk moet zijn wie doneert, en dat de waarborgen daarvoor voldoende moeten zijn. Het wetsvoorstel pakt een aantal zaken aan. Zo zijn er meer verplichtingen voor donaties vanuit neveninstellingen van partijen, en ontstaat er meer transparantie over schenkingen van rechtspersonen. Ook moeten alle buitenlandse giften worden gemeld bij een toezichthouder. Kamerleden stellen dat de UBO-registers hiervoor mogelijk niet toereikend zijn, omdat men zich nog steeds kan verschuilen achter een rechtspersoon. Echter, de overheid is van mening dat de UBO-registers voldoen aan internationale standaarden. TI-NL constateerde al eerder dat de registers sterk te wensen overlaten en dat de regels omtrent UBO-registers verschillen per EU-lidstaat.
Verder ziet de Raad van State in het wetsvoorstel handhavingsproblemen. Het college stelt dat de handhaafbaarheid kan worden vergroot kan door maximering van donaties. Dit maakt het voor buitenlandse entiteiten immers ingewikkelder om in één keer grote bedragen te doneren. Een ander probleem is volgens de Raad dat donateurs geldbedragen aan lokale afdelingen van politieke partijen kunnen geven, waarna het geld binnen de partij wordt doorgesluisd. Op deze manier wordt de meldplicht omzeild, want lokale partijen vallen niet onder de Wpff.
Niet meer geldend
In een reactie hierop verwijst het kabinet naar de conclusies van de commissie Veling. Deze commissie stelde eerder dat een maximering van donatiebedrag een aantasting zou zijn van de autonomie van politieke partijen. Bovendien zou de praktijk geen aanleiding geven om de wetgeving te wijzingen. TI-NL is van mening dat deze opmerking sinds de afgelopen verkiezingen niet meer geldend is; iets wat de heer Veling bij de NOS heeft onderschreven. Wat betreft het omzeilen van de meldplicht door aan lokale politieke partijen te doneren, wijst het kabinet op de geplande wijziging van WPP. Deze wetswijziging zal die problemen oplossen, aldus het kabinet.
De Tweede Kamer bespreekt het wetsvoorstel plenair in week 39 (27 september – 1 oktober).