Amsterdam, 26 mei 2015 – Vrijdag 22 mei jl. stuurde TI-NL samen met International Chamber of Commerce (ICC) Nederland, VNO-NCW, de Vereniging Effecten Uitgevende Organisaties (VEUO), De Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen (LVvV) en de Vereniging van Compliance Professionals, een brief aan de Vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken.
Deze breed ondersteunde brief bevat zorgpunten en aanbevelingen ten aanzien van de initiatiefwet Huis voor Klokkenluiders. Deze initiatiefwet zal een belangrijke bijdrage leveren aan de aanpak van onwettige en onethische praktijken, zowel in de private als in de publieke sector, mits signalen van melders in een veilige omgeving kunnen worden gemeld en onderzocht.
FD journalist Siem Eikelenboom schreef gisteravond een uitgebreid artikel over de brief, genaamd Organisaties: ‘Onafhankelijkheid Huis voor Klokkenluiders in het geding’, dat u via deze link kunt teruglezen.
Naast de in de brief genoemde punten (die u hieronder kunt downloaden), heeft TI-NL nog enkele andere aanbevelingen.
Ontoereikende juridische kwaliteit
Juist dit wetsvoorstel, dat schrijnende gevallen als die van Fred Spijkers en Arthur Gotlieb beoogt te voorkomen, biedt niet de bescherming die daarvoor nodig is. Een wet is een kunstwerk, maar wel een dat in de praktijk ook echt moet werken zoals het bedoeld is. Het voorstel bevat diverse onzorgvuldigheden, taalfouten en onduidelijkheden. Een flink aantal zaken komt wel aan de orde in de memorie van toelichting, maar is thans niet of niet goed in de wettekst zelf geregeld. Nog steeds ontbreekt het dit wetsvoorstel aan de basiskwaliteit die nodig is om daadwerkelijke bescherming te bieden aan hen die pogen misstanden aan de kaak te stellen.
Bescherming van ZZP-ers, gedetacheerden en uitzendkrachten
De vraag dient zich daarbij aan wat het uiteindelijke doel is van het wetsvoorstel; is dat ook de bescherming van bonafide melders of slechts het oplossen van maatschappelijke misstanden? Het oplossen van maatschappelijke misstanden staat thans nog sterker voorop dan in het oorspronkelijke voorstel, waardoor bescherming van melders bijzaak lijkt te worden. Juist het adequaat beschermen van melders maakt het voor hen mogelijk zonder repercussies melding te doen van mogelijke misstanden, die na onderzoek kunnen leiden tot het oplossen van misstanden. Een allereerste voorwaarde voor een goede werking van de wet in de praktijk is dus het beschermen van melders.
Een voorbeeld: onder het begrip ‘werknemer’ lijkt – ondanks het feit dat in vergelijking met het oorspronkelijke ontwerp het woord ‘zelfstandige’ is vervangen door ‘degene’ – volgens artikel 1, negende lid van het voorstel ook een zzp-er, gedetacheerde of uitzendkracht te vallen. Maar deze worden in de artikelen 18, 18a en 18b van het voorstel niet beschermd (daar staat slechts ‘werknemer’ (in de zin van het Burgerlijk Wetboek) en ‘ambtenaar’). Dit wijst erop dat de structuur en de werking van het voorstel niet goed zijn doordacht. TI-NL wijst in dit kader op Aanbeveling 3 van de Recommendation CM/Rec(2014)7 of the Committee of Ministers to Member States on the protection of whistleblowers (hierna: de Recommendation): “The personal scope of the national framework should cover all individuals working in either the public or private sectors, irrespective of the nature of their working relationship and whether they are paid or not.”
Omdat gedetacheerden en uitzendkrachten veel minder arbeidsrechtelijke bescherming genieten dan werknemers en zzp-ers hebben geen enkele bescherming, zou het beter zijn bij artikel 18 e.v. van het voorstel een artikel op te nemen dat bepaalt dat ook deze groepen op geen enkele manier mogen worden benadeeld als gevolg van een te goeder trouw en naar behoren gedane melding van een misstand.
Maatschappelijk misstand
Ook is de definitie van ‘vermoeden van een maatschappelijk misstand’ te beperkt; zo valt een “dreigende schending van regels” nu buiten het voorstel. Het is onduidelijk waarom niet wordt aangesloten bij de definitie van de model Regeling van de Stichting van de Arbeid, waar een (dreigende) schending van regels wel wordt meegenomen.
Bescherming bonafide melder, getuigen en beklaagde organisatie
Hoewel de rechtspositionele bescherming van bonafide melders in het huidige voorstel beter is geregeld dan in het eerste voorstel blijft onduidelijk of ‘pesten’, wat zich in diverse vormen kan voordoen, van een melder wordt gedekt. Aanbeveling 21 van de Recommendation schrijft bescherming voor tegen “retaliation of any form”. In het algemeen zijn de vereisten voor bescherming in artikel 18 e.v. van het voorstel onduidelijk en vatbaar voor meerderlei uitleg.
Het voorstel vermeldt niets over bescherming van getuigen, noch over bescherming van de organisatie en de functionarissen waarover geklaagd wordt. Hoe het voorstel zich in dit kader verhoudt tot de onschuldpresumptie wordt niet toegelicht. Als getuigen niet adequaat worden beschermd, bestaat het gevaar dat het vergaren van bewijs wordt bemoeilijkt. In de praktijk komt zoals bekend voor dat getuigen die werkzaam zijn voor een organisatie waarover is geklaagd, door die organisatie onder druk worden gezet.
Veel vragen blijven onbeantwoord
De novelle roept ook vele nieuwe vragen op (zie tevens de bijlage), bijvoorbeeld:
- In artikel 1, vierde lid, sub 2, staat dat een misstand wordt beperkt tot een misstand waarbij het maatschappelijk belang in het geding is bij de schending van een wettelijk voorschrift. Is er geen bescherming voor een melder van een misstand waarbij wel sprake is van schending van een wettelijk voorschrift maar niet het maatschappelijk belang in het geding is? Wanneer melders van dit soort misstanden niet adequaat worden beschermd, zal dit tot onzekerheid leiden en een cultuurverbetering belemmeren, terwijl cultuur volgens het evaluatierapport van Berenschot juist zo van belang is.
- In artikel 2, tweede lid, sub 5, staat dat een melder een ‘raadsman’ in vertrouwen kan nemen. Is dit een advocaat of een vertrouwenspersoon? En waarom wordt de vertrouwenspersoon niet beschermd in de wet?
- In artikel 2, tweede lid, sub 6, staat dat de werkgever zelf mag regelen onder welke omstandigheden een misstand buiten de organisatie mag worden gemeld. Dit haalt de reikwijdte van het wetsvoorstel geheel onderuit.
- In artikel 4 lijkt een verschil te bestaan tussen een melding van een misstand en een verzoekschrift om onderzoek naar de behandeling van een melder. Dit verschil wordt niet toegelicht, noch consistent toegepast in het voorstel.
Het is onvoldoende duidelijk op welke wijze de wet verankerd is in het huidige wetsstelsel. Niet alleen wat betreft inbedding van diverse bevoegdheden en taken (is bijvoorbeeld een ‘rapport’ (artikel 17) een besluit in de zin van de Awb? Of het resultaat van een onderzoek naar de behandeling van de melding door de werkgever?), ook de terminologie is inconsistent. Bovendien wordt in het huidige voorstel nog steeds in het midden gelaten of het melden van een misstand met maatschappelijk belang prioriteit heeft boven een geheimhoudingsplicht.
Hieronder kunt u de brief van ICC Nederland, VNO-NCW, VEUO, LVVV, VCO en TI-NL downloaden.