Amsterdam, 11 januari 2016 – Op 5 januari was het openbaarheidsdag bij het Nationaal Archief waarbij allerlei archiefstukken werden vrijgegeven voor inzage. De vrijgegeven stukken variëren van het oorlogsarchief van koningin Wilhelmina tot notulen van de ministerraad van 1990 en vormen een bron van informatie voor Nederlandse onderzoeksjournalisten. Zo schonk het NRC woensdag aandacht aan de zogenaamde ‘Lockheed-affaire’ van 1976 op basis van vrijgegeven stukken. Hieruit blijkt dat Prins Bernhard destijds geld zou hebben ontvangen van vliegtuigbouwer Lockheed om te lobbyen voor het Starfighter F104 gevechtsvliegtuig. Een blik op een van de meest roemruchte smeergeldaffaires uit de Nederlandse geschiedenis.
Lockheed legt contact
In de jaren vijftig en zestig maakte Amerikaans vliegtuigproducent Lockheed gebruik van een netwerk van lokale contacten om hun vliegtuigen te verkopen. In Nederland zag het bedrijf in prins Bernhard de ideale man om hun belangen te vertegenwoordigen. Aan de ene kant had de prins als lid van het koninklijk huis een zeer uitgebreid netwerk dat reikte tot de hoogste niveaus. Aan de andere kant had Bernhard aanzienlijke kennis van de luchtvaart: als oud-piloot, buitengewoon commissaris van de KLM én inspecteur-generaal van de Koninklijke Luchtmacht zat Bernhard dicht bij het vuur als het om luchtvaart ging.
Lockheed benaderde al in 1959 prins Bernhard om te lobbyen voor het F-104 gevechtsvliegtuig. Dit gebeurde met behulp van goede vriend Fred Meuser die in 1954 bij Lockheed in dienst was getreden op voorspraak van de prins. De twee kenden elkaar nog uit de oorlog waar beiden in het zelfde RAF-squadron vlogen. Volgens Anthony Simpson, auteur van The Arms Bazaar, zou Nederland in 1959 de F-104 aangeschaft hebben dankzij hulp van Bernhard.
Niet geheel toevallig zou Lockheed na de verkoop overwegen een JetStar-vliegtuig cadeau te doen aan prins Bernhard. Toen deze plannen boven tafel kwamen, ontkende Lockheed in alle toonaarden dat het zou gaan om een betaling voor geleverde diensten. In plaats daarvan werd gesteld dat het een gift was die bij zou dragen aan een gunstig klimaat voor de verkoop van Lockheed-producten in Nederland, zo schrijft William Hartung, auteur van Prophets of War.
Omdat Lockheed bang was dat een vliegtuig cadeau doen te veel aandacht zou trekken, werd besloten om in plaats daarvan in het geheim 1 miljoen dollar uit te keren aan de prins. William Hartung stelt in Prophets of War dat de prins in september 1960 aan Lockheed’s advocaat Roger Smith gevraagd zou hebben het geld via een tussenpersoon naar een Zwitserse bankrekening over te maken. Het bankrekeningnummer ontving Smith indirect via kolonel A.E. Pantchoulidzew, een vriend van Bernhard’s moeder. Of het geld ooit is aangekomen is nooit vastgesteld.
De band blijft bestaan
De ‘vriendschappelijke’ band tussen het Amerikaanse wapenbedrijf en de Prins zou nog jaren blijven bestaan. In 1968 deed zich een vergelijkbare situatie voor toen Lockheed besloot 100.000 dollar te besteden aan de relatie met Prins Bernhard. Tussen 1964 en 1974 zou Bernhard zich hebben ingezet om de Nederlandse overheid er van te overtuigen het patrouillevliegtuig P-3C Orion van Lockheed aan te schaffen.
Toen Lockheed dacht de deal bijna rond te hebben, kreeg Lockheed-topman Carl Kotchian opeens twee brieven van Bernhard waarin hij vroeg om extra commissie. Volgens Andrew Feinstein, auteur van het boek The Shadow World: Inside Global Arms Trade zou het gaan om een bedrag tussen de 4 en 6 miljoen dollar dat zou moeten worden overgemaakt ‘vermomd’ als donatie aan het Wereld Natuur Fonds waar Bernhard president was.
In een van zijn brieven legt de prins uitgebreid uit waarom hij vindt dat hij heel wat in het werk heeft gezet om de deal te laten slagen: “Since 1968 I have in good faith spent a lot of time and effort to push things the right way in critical areas to prevent wrong decisions influenced by political decisions. I have done this based on my old friendship with Lockheed – and based on past actions. So I do feel a little bitter.” (William Hartung, Prophets of War: p.122)
Prins Bernhard heeft nooit ontkend de brieven te hebben geschreven maar stelde in plaats daarvan dat hij deze heeft gestuurd omdat hij er vanuit ging dat de betalingen voor het Wereld Natuur Fonds zouden zijn. De tekst van de tweede brief doet toch anders vermoeden.
De affaire aan het licht
In 1971 moest de Amerikaanse overheid Lockheed te hulp schieten toen het dreigde failliet te gaan. In totaal werd er 195 miljoen aan het bedrijf geleend om betalingen na te kunnen komen. Om deze constructie te overzien werd het Government Emergency Loan Guarantee Board in het leven geroepen. Dit orgaan kwam erachter dat Lockheed haar eigen regels had overtreden door de leiding van het bedrijf niet te vertellen over ‘buitenlandse betalingen’.
In 1975 werd de werkelijke omvang onthuld door de Church Committee, de Senaatscommissie die onderzoek deed naar de illegale werkzaamheden van de FBI en de CIA tijdens geheime operaties. Tijdens het onderzoek en de hoorzittingen van de commissie kwam grootschalige buitenlandse omkoping aan het licht door onder andere wapenproducent Northrop Grumman. Het leek er even op dat het schandaal zich op Northrop zou focussen, tot de naam van Hans J. Teengs Gerritsen in de papieren opdook.
Teengs Gerritsen, Northrop-agent in Nederland, was namelijk een goede vriend van prins Bernhard en Bernhard had hem persoonlijk aanbevolen bij Northrop. Opeens werd de prins gelinkt aan een persoon die steekpenningen zou hebben aangenomen. In de verhoren van de Church Committee was al enkele keren naar voren gekomen dat er een “very high Dutch official” betrokken zou zijn bij de omkoping, en dus bestond er binnen de Church Committee en in de Nederlandse Tweede Kamer het vermoeden dat dit Prins Bernhard zou kunnen zijn.
Ernest F. Hauser, voormalig geheim agent en ex-Lockheed medewerker, bevestigde dit vervolgens in een hoorzitting. Bernhard zou zelf geld hebben aangenomen van Northrop-concurrent Lockheed. Lockheed-topman Carl Kotchain bevestigde dit tegenover de Senaatscommissie. Uiteindelijk zou de commissie in 1976 aan het licht brengen dat Lockheed in totaal 22 miljoen dollar aan smeergeld zou hebben betaald om hun vliegtuigen over de grens te verkopen.
De Nederlandse reactie
Als reactie op deze onthullingen besloot toenmalig premier Joop den Uyl een speciale onderzoekscommissie op te zetten. De zogenaamde Commissie van Drie deed uitgebreid onderzoek en kwam er achter dat de band tussen Bernhard en Lockheed sinds 1959 bestond. Van de deal in 1960 waarbij 1,1 miljoen dollar zou zijn gemoeid werd alles achterhaald behalve de uiteindelijke betaling zelf. Daarmee vond de Commissie geen onomstotelijk bewijs dat de genoemde som daadwerkelijk bij de Prins terecht was gekomen. Wel werden enkele latere betalingen teruggeleid naar ene Victor Baarn, die verder niet te traceren bleek. Bernhard heeft altijd ontkend deze Victor Baarn te zijn.
Ondanks het ontbreken van bewijs was de Commissie keihard in haar oordeel over het handelen van de prins: “Zijne Koninklijke Hoogheid (had) zich aanvankelijk veel te lichtvaardig begeven in transacties, die de indruk moesten wekken dat hij gevoelig was voor gunsten en dat hij zich toegankelijk had getoond voor onoorbare aanbiedingen en hij had zich laten verleiden tot het nemen van initiatieven die volstrekt onaanvaardbaar waren en die hemzelf en het Nederlandse aanschafbeleid bij Lockheed (…) en niet alleen bij Lockheed, in een bedenkelijk daglicht moesten stellen,” aldus het rapport.
Het rapport dreigde te leiden tot een heuse constitutionele crisis: Koningin Juliana zou aftreden wanneer prins Bernhard zou worden vervolgd en prinses Beatrix weigerde de troon over te nemen onder deze omstandigheden. Daarop besloot het Kabinet Den Uyl prins Bernhard vrij te waren van strafvervolging. Wel moest hij toegeven fouten te hebben gemaakt, zijn functies in het bedrijfsleven en zijn functie als inspecteur-generaal der Krijgsmacht neerleggen en werd hem verboden in het openbaar in uniform te verschijnen.
In een interview in 2002, dat na zijn dood in 2004 zou worden gepubliceerd, gaf Prins Bernhard toe de 1,1 miljoen dollar te hebben ontvangen. Hij zou naar eigen zeggen het overgrote deel hiervan direct hebben weggegeven aan goede doelen.
Het tweede schandaal
Overigens bleek in 2005 dat geheime constructies met smeergeld allerminst betrouwbaar zijn. Uit een artikel van Vrij Nederland op basis van geheime stukken blijkt dat de prins namelijk ook in dienst was als lobbyist voor Lockheed’s concurrent Northrop. Ook Bernhard’s vriend Meuser bleek voor beide kanten te werken.
Voor Northrop deed prins Bernhard van alles om het N156 Tiger vliegtuig te verkopen, van het schrijven aan de secretaris van de Amerikaanse luchtmacht tot het organiseren van een ontmoeting tussen Northrop’s vertegenwoordigers en de Nederlandse Minister van Defensie. Ook hielp hij bij de aanschaf van 20% van de aandelen van Fokker door Northrop, aldus William Hartung in Prophets of War.
Deze bevindingen waren in 1976 al aan premier Den Uyl gepresenteerd in de vorm van een bijlage bij het oorspronkelijke rapport, maar over de bijlage is nooit gesproken door zowel Den Uyl als de Commissie van Drie. Het document heeft tot 2005 in de kluis gelegen totdat onderzoeksjournalisten van Vrij Nederland de kwestie aan het licht brachten.
Dertig jaar na de Lockheed-affaire was de vraag of het tweede schandaal bewust achtergehouden was. Volgens de journalisten van Vrij Nederland was dit niet het geval en zou de tweede zaak geen extra belastende informatie hebben opgeleverd. De Commissie van Drie had ook geen uitgebreid onderzoek gewijd aan de tweede link.
Anderen vermoeden dat Den Uyl het document heeft weggestopt om strafrechtelijke vervolging van Bernhard en de bijbehorende constitutionele crisis te voorkomen. De onthullingen van een tweede connectie hadden verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Toch kwalificeert de Lockheed-affaire ook zonder het tweede schandaal voor de titel van het meest roemruchte Nederlandse smeergeldschandaal ooit.