Amsterdam, 18 maart 2016 – In het kader van het EU-lidmaatschap van Nederland volgt TI-NL de ontwikkelingen op enkele dossiers binnen de EU die belangrijk zijn in de bestrijding van corruptie en de bevordering van transparantie. Deze week in het nieuws: de creatie van het European Public Prosecutor’s Office (EPPO). Eind vorige week kwamen ministers uit de verschillende lidstaten samen voor de Raad van Justitie en Binnenlandse Zaken, voorgezeten door Nederland. Naast migratie, grensbewaking, terrorisme en cyber security stond ook de creatie van het EPPO op de agenda. Het EPPO moet een onafhankelijk openbaar ministerie worden voor de EU.
De plannen voor de creatie van het EPPO zijn onderdeel van grotere hervormingen op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de EU tegen fraude. Momenteel worden deze belangen beschermd door Eurojust en het European Anti-Fraud Office (OLAF). Deze organen kunnen echter geen rechtspraak doen over dergelijke zaken; die macht ligt nog bij de lidstaten. Daarom verwijzen zij zaken door naar nationale autoriteiten.
In 2012 bleek echter dat veel lidstaten te weinig doen met doorverwezen zaken: slechts 45.7% van de zaken die het OLAF doorverwees werd opgepakt op nationaal niveau. Verder leidde slechts 42.3% van deze zaken tot een veroordeling. Tussen lidstaten verschilden de veroordelingspercentages van 20% tot 90%. Vooral verschillen in de wetgeving van de 28 lidstaten zorgen er voor dat een gecoördineerde aanpak van fraude, corruptie en witwassen moeilijk is. Het EPPO moet hier verschil in gaan brengen door regels te harmoniseren en een EU-brede aanpak mogelijk te maken.
Wetgevingsproces EPPO
In juni 2013 stelde de Europese Commissie daarom voor het EPPO op te zetten. Het EPPO zou bepaalde taken wegnemen van Eurojust en OLAF en onafhankelijk recht kunnen spreken en onderzoek kunnen doen wanneer de financiële belangen van de EU geschaad worden. Momenteel wordt het voorstel besproken in de Raad van Ministers. Omdat er unanimiteit nodig is voor een akkoord, is het voorstel van de Commissie al enigszins afgezwakt. De bedoeling was dat het EPPO zou bestaan uit tien onafhankelijke openbaar aanklagers, maar de lidstaten in de Raad willen liever allemaal één aanklager te leveren. De Commissie en het Europees Parlement vrezen dat daarmee de onafhankelijkheid van het EPPO in het geding komt.
Inmiddels is de Raad akkoord over een groot aantal van de 75 wetsartikelen. Over de eerste 16 artikelen, waarin de regels en het functioneren van de organisatie worden beschreven, bestaat sinds juni 2015 een principeakkoord. Dit betekent dat er nog geen formeel akkoord is en de discussie nog niet officieel gesloten is, maar de lidstaten het wel in grote lijnen met elkaar eens zijn. Over artikel 24 tot 37 (minus 34 en 36 die gaan over het recht op juridische bijstand en rechterlijke toetsing) is officieel overeenstemming bereikt in oktober 2015. Deze artikelen behandelen de regels bij grensoverschrijdend onderzoek, de veroordeling van personen voor het nationaal gerechtshof en de rechten van verdachte en beschuldigde personen. De tussenliggende artikelen, 17 tot 23, zijn in december 2015 besproken en ook hier heeft de Raad een akkoord bereikt. Deze artikelen gaan over de competenties van de organisatie en de uitvoer daarvan.
Voortgang tijdens Nederlands EU-voorzitterschap
Tijdens afgelopen bijeenkomst van de Raad van Justitie en Binnenlandse Zaken werd gesproken over de overgebleven artikelen, in het specifiek artikel 48 tot 75 met uitzondering van 59, 60 en 61. De besproken artikelen zijn vooral technisch van aard. Vooral artikel 49 over het budget was onderwerp van gesprek. De lidstaten zijn nog verdeeld over wanneer iets onder het budget van het EPPO valt en wanneer de lidstaten zelf voor kosten op moeten draaien. De discussie over deze artikelen zal nog worden voortgezet, maar volgens het Nederlands voorzitterschap is een compromis op deze onderwerpen vrij dichtbij. Naar waarschijnlijkheid zullen de lidstaten tijdens de volgende meeting op 9 en 10 juni een akkoord over deze artikelen bereiken.
Het is positief dat Nederland zich als voorzitter inzet voor het vorderen van de onderhandelingen over het oprichten van het EPPO. Ondanks het feit dat de besproken artikelen vooral technisch van aard zijn en daarmee geen grote twistpunten zouden moeten opleveren, komt een akkoord over het EPPO zo wel dichterbij. Voor de overgebleven artikelen, onder andere over de relaties van het EPPO met derden en databescherming (artikelen 56-59 en 38-47), zijn nog enkele meetings nodig. Een volledig akkoord zal dus zeker niet tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap worden bereikt.
Dat er nu op een aantal artikelen een akkoord is bereikt, komt volgens critici namelijk vooral omdat men de competenties van het EPPO flink heeft ingeperkt om unanimiteit te bewerkstelligen. Het EPPO zal niet meer het supranationale orgaan worden waar de Commissie zo vurig op had gehoopt. Een aantal lidstaten staat niet te springen om competenties op het gebied van rechtspraak uit handen te geven en dit zorgt voor een compromis waarbij weinig overblijft van de oorspronkelijke ambities van de Commissie. Ook Eurocommissaris Vĕra Jourová maakt zich hier zorgen over: “We must make sure that we are not working on something which will be weak, I would even say impotent […] Establishing something weak will be incredible wasting of our own money but it will be also hazardous for the trust of the EU citizens.” In hoeverre het EPPO zal kunnen helpen in de bestrijding van fraude, corruptie en witwassen, blijft dus uiteindelijk de vraag.