Yates

Yates memo: individuele aansprakelijkheid voor collectief wangedrag

Lotte RooijendijkAlgemeen, Corruptie, Feature, Integriteit, Internationaal, Kwesties, News, Nieuws, Wetgeving

Amsterdam, 31 mei 2016 – De nieuwe richtlijn van het Amerikaanse Ministerie van Justitie, beter bekend als de “Yates memo”, benadrukt individuele aansprakelijkheid voor collectief wangedrag. Plaatsvervangend procureur-generaal Sally Yates heeft ervoor gezorgd dat individuen verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor organisatorische misdaden – zowel de civiele als de strafrechtelijke. Deze nieuwe richtlijn, uitgegeven op 9 september 2015, articuleert een aantal wijzigingen in het beleid van het Ministerie van Justitie, in het bijzonder de definitie van “corporate credit” voor bedrijven. 

“Amerikanen mogen nooit in de veronderstelling zijn, zelfs niet ten onrechte, dat iemands criminele activiteiten ongestraft blijven enkel omdat deze werden gepleegd in opdracht van een bedrijf.” Dit was de uitspraak van plaatsvervangend procureur-generaal Sally Yates, een dag nadat ze de nieuwe richtlijn uit heeft gegeven aan advocaten binnen het Amerikaanse Ministerie van Justitie (Department of Justice of DoJ), waarin het belang van individuele aansprakelijkheid in vervolgingen van het DoJ wordt benadrukt.

Deze wijzigingen zijn van toepassing op zowel strafrechtelijke als civiele handhavingszaken en zullen worden toegepast op toekomstige en – voor zover mogelijk – aanhangige onderzoeken. Hoewel deze verschuiving in het beleid een antwoord lijkt te zijn op de herhaalde kritiek dat er te veel mensen straffeloos weg zijn gekomen met corrupte praktijken gedurende de financiële crisis en de daaraan gerelateerde druk om de integriteit binnen de bancaire sector te verbeteren, zal het mogelijk ook daarbuiten verstrekkende gevolgen kunnen hebben.

De zes stappen van de Yates memo

De Yates memo bevat zes belangrijke stappen om officieren van justitie aan te moedigen in het aanpakken van personen verantwoordelijk voor organisatorisch wangedrag en om het DoJ te ondersteunen en te versterken.

Relevante feiten aanleveren over het individu

Allereerst, om in aanmerking te komen voor “corporate credit” (een soort strafkorting), moeten bedrijven alle relevante feiten over individuen betrokken bij zakelijk wangedrag aanbieden aan het DoJ. Hoewel het DoJ het belang van identificatie van verwijtbare individuen al gedurende lange tijd benadrukt, werd het bedrijven vaak toegestaan om enkel de zakelijke kant van de gebeurtenis openbaar te maken. Vaak blijft identificatie van de betrokken personen hierdoor achterwege. De bedrijven die dergelijke beperkte onthullingen deden, ontvingen alsnog een deel van de strafkorting, en in sommige gevallen was dit zelfs voldoende om een aanklacht te voorkomen.

Door de invoering van de nieuwe richtlijnen onder de Yates memo zijn dit soort praktijken nu niet meer toegestaan. Als een bedrijf “corporate credit” wil ontvangen, dan moet zij “individuen benoemen, ongeacht hun plek binnen het bedrijf”. Vanwege het “alles-of-niets” karakter van deze voorwaarde, is dit wellicht een van de meest invloedrijke aspecten van de Yates memo. Bedrijven kunnen niet langer kiezen welke feiten zij bekendmaken.

Echter, deze hoge drempel kan samenwerking door het bedrijfsleven met het DoJ ook ontmoedigen. Als een bedrijf besluit mee te werken, zullen ze alle feiten over individuen moeten onthullen. Als ze dat niet (goed genoeg) doen, zou het DoJ alsnog kunnen besluiten om bedrijven geen strafkorting te geven.

Yates

Onderzoek gericht op het gedrag van individu

Ten tweede moet het interne onderzoek van het bedrijf, of dat nou civiel of strafrechtelijk van aard is, zich vanaf het begin van het onderzoek richten op het individu. Het DoJ beredeneert dat dit de mogelijkheid maximaliseert om de volledige omvang van het collectieve wangedrag te grijpen.

Omdat bedrijven alleen optreden via mensen, is het onderzoeken van hun gedrag de meest efficiënte en effectieve manier om de feiten boven tafel te krijgen en de omvang van het organisatorische wangedrag te bepalen. Bovendien, door zich te richten op individuen, kan het de kans verhogen dat het personeel lager in de hiërarchie zal meewerken tegen diegenen hoger op de organisatorische ladder. Dit zorgt ervoor dat zowel bedrijven als individuen bestraft worden voor corrupt handelen.

Regelmatige communicatie tussen betrokken advocaten

De derde voorwaarde van de Yates memo is dat officieren van de sectoren civiel- en strafrecht, betrokken bij privaatrechtelijke onderzoeken, op regelmatige basis met elkaar moeten communiceren om een grotere samenwerking tussen de verschillende afdelingen van het DoJ te waarborgen. Deze vroege samenwerking zal het DoJ toestaan haar volledige bevoegdheid te benutten en het scala van mogelijke rechtsmiddelen ter beschikking te stellen aan de overheid.

Dit verbetert bovendien het vermogen van het DoJ om individuen te kunnen vervolgen, omdat het DoJ-officieren toestaat het volledige arsenaal aan burgerlijke en strafrechtelijke bevoegdheden beschikbaar aan de overheid in overweging te nemen, samen met de bijbehorende sancties. De strafrechtofficieren van het DoJ dienen hun civiele evenknie zo vroeg mogelijk te informeren als zij potentiële civielrechtelijke aansprakelijkheid herkennen, en vice versa. Bovendien, zelfs als de strafrechtelijke bewijsdrempel lastig te halen is, behoort een civiele procedure soms wel tot de mogelijkheden.

Niet akkoord met schikking

Ten vierde stelt de memo vast dat schikkingen tussen bedrijven en justitie niet als vervanging kunnen worden gezien voor eventuele zaken tegen individuen. In geen enkele regeling mogen elementen worden opgenomen die individuen zouden vrijpleiten.

Wanneer het DoJ een kwestie met een bedrijf oplost middels een schikking, moet het nog steeds haar opties open houden met betrekking tot de individuele aansprakelijkheid. Het is niet de bedoeling dat rechters individuele vervolging afwijzen enkel omdat het bedrijf heeft geschikt. Eventuele afwijkingen van dit beleid moeten op een hoog niveau worden goedgekeurd.

Duidelijk plan om individuen aan te pakken

De vijfde stap die Yates aanstipt is dat dergelijke zaken niet mogen worden opgelost zonder een duidelijk plan om gerelateerde individuele zaken aan te pakken, voordat de verjaringstermijn is verstreken. Afwijkingenen moeten worden genoteerd. Slechts in zeer zeldzame omstandigheden mag het DoJ individuen vrijwaren van civiele of strafrechtelijke aansprakelijkheid bij het uitonderhandelen van een schikking met een bedrijf.

Nadruk op verantwoording individu en afschrikken van toekomstig wangedrag

De laatste voorwaarde van de Yates memo richt zich op de handhaving van civiele officieren, die hun focus moeten verleggen van het bedrijf naar het individu én het bedrijf. Zij moeten in hun beoordeling of ze al dan niet een ontnemingszaak tegen een individu starten, verder kijken dan het vermogen van een individu de boete daadwerkelijk te betalen.

De civiele inspanningen van het DoJ zijn ontworpen om wederrechtelijk verkregen voordeel af te pakken, en hebben een sterk punitief en afschrikwekkend (preventief) karakter. Het DoJ duidt dat deze twee doelstellingen beide even belangrijk zijn, hoewel ze soms op gespannen voet met elkaar staan. Het DoJ heeft nu duidelijk gemaakt dat enkel het onvermogen van een individu om de boete te betalen, geen rechtvaardiging mag zijn voor het laten varen van een civiele procedure. Andere factoren als de ernst van het wangedrag, de toereikendheid van de beschikbare informatie en of vervolging een belangrijke federaal belang reflecteert, zullen ook in overweging moeten worden genomen.

Yates

Impact van Yates memo

Met de memo wordt het voor bedrijven van groter belang om due diligence toe te passen op de acties van individuen. Verder zullen individuen langer nadenken voordat zij betrokken raken in corrupte praktijken; ze zullen nu immers sneller individueel worden aangepakt voor deze acties.

Wel moet worden opgemerkt dat het risico bestaat dat bedrijven corruptiezaken op hun werknemers afschuiven. Voorheen was het tegenovergestelde waar: in veel gevallen werden de werknemers ontzien doordat bedrijven weinig informatie over individuele betrokkenheid loslieten.

Ook leidt dit nieuwe beleid er mogelijk toe dat het vertrouwen van de burger in het rechtssysteem toeneemt. In eerdere zaken waarbij een schikking werd getroffen, werd nog wel eens gespeculeerd over de mogelijkheid dat aanklagers en bedrijfsadvocaten onder één hoedje speelden.

De Yates Memo is een goede stap in het aanpakken van corruptie door bedrijven. Hoewel de volledige impact nog niet is gerealiseerd, kan de Yates Memo een significant effect hebben op bedrijven en hun leidinggevenden. Zowel bedrijven als leidinggevenden en werknemers zullen met het nieuwe beleid beter opletten dat ze niet over de schreef gaan. DoJ aanklagers hebben nu duidelijke instructies om medewerkers van bedrijven te kunnen vervolgen.

In het licht van deze nieuwe nadruk op individuele aansprakelijkheid, bestaat er onzekerheid over de uiteindelijke invloed hiervan op de relatie tussen bedrijven en hun werknemers. Het valt nog te bezien in welke mate bedrijven zullen strijden voor hun werknemers voordat zij informatie geven en wat is de bereidheid van werknemers om mee te werken aan interne onderzoeken. Echter, gezien dit nieuwe landschap moeten bedrijven, hun raadslieden en hun werknemers voorbereid zijn voor dit nieuwe tijdperk van verhoogde individuele verantwoordelijkheid.

Aansprakelijkheid in Nederland

Ook Nederland kan veel leren van de Yates memo. In Nederland is tot op heden nog nooit een individu veroordeeld voor buitenlandse corruptie. Het is de verwachting dat dit op korte termijn zal veranderen. Met een sterk groeiend aantal internationale regels en gedragsnormen, worden bestuurders steeds vaker persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van onwettige handelingen die elders in het bedrijf plaatsvinden. Deze ontwikkeling vindt onder andere plaats omdat landen als de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk extraterritoriale werking aan hun anti-corruptie wetgeving toekennen. Daarnaast is de complexiteit en reikwijdte van (inter-)nationale mededingingswetgeving in de afgelopen jaren toegenomen.

Ten slotte is de urgentie om individuen te vervolgen met recente corruptieschandalen van Nederlandse bedrijven in het buitenland zoals Vimpelcom en SBM, toegenomen. Het invoeren van soortgelijk beleid als in de Verenigde Staten zou een interessante optie kunnen zijn, zodat individuen die hun handen vuil hebben gemaakt daadwerkelijk verantwoordelijk worden gehouden en zich niet langer verschuilen achter het bedrijf dat een schikking treft. Overigens lopen in beide zaken nog onderzoeken naar individuen, dus wellicht kunnen we binnenkort over nieuwe ontwikkelingen berichten.