Amsterdam, 21 juni 2016 – Honderden ambtenaren in dienst van de Nederlandse overheid op de BES-eilanden van Caribisch Nederland zijn mogelijk tot vijftien pensioenjaren kwijt. Dat meldt de politieke partij 50PLUS zaterdag op basis van het jaarverslag van het Pensioenfonds Caribisch Nederland (PCN) uit 2014. De fractievoorzitter van die partij, Jan Nagel, spreekt van verduistering, omdat er geld is geïnd dat nu onvindbaar is. Hij zal de zaak vandaag aankaarten in de Eerste Kamer en wil dat de gedupeerden schadeloos worden gesteld.
Jan Nagel stuitte op de misstanden tijdens een werkbezoek aan het Caribische deel van Nederland, de BES-eilanden (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba). Op Saba ontmoette hij een onderwijzer die hem vertelde dat hij twaalf pensioenjaren kwijt was. Uiteindelijk bleek dat op alle drie de eilanden tal van collega’s eveneens een flink aantal jaren aan pensioenopbouw waren verloren.
Veel pensioenpremies van vóór 10 oktober 2010 lijken verdwenen te zijn, de dag waarop de Nederlandse Antillen werden ontmanteld en het voormalige pensioenfonds APNA haar verplichtingen overdroeg aan Pensioenfonds Caribisch Nederland (PCN). De gedupeerden zouden gedurende deze jaren wel degelijk premie hebben betaald en kunnen dat volgens Nagel aantonen met salarisstroken.
De gedupeerden van Caribisch Nederland
De pensioengelden van ongeveer 300 mensen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zouden zijn verdwenen. Dat blijkt uit documenten in het bezit van de ouderenpartij 50Plus. Het gaat om de pensioenen van ambtenaren en mensen die werken in het onderwijs op de zogenoemde BES-eilanden van Caribisch Nederland. Naar blijkt zijn deze mensen tot vijftien jaar aan pensioenjaren kwijt, hoewel ze met loonstrookjes kunnen aantonen dat er pensioenpremie is afgedragen.
De Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland (PCN), die nu verantwoordelijk is voor het uitkeren van de pensioenen, wijst in een brief aan een gedupeerde op problemen uit het verleden. Volgens PCN zaten er van deze mensen geen gegevens in de administratie van APNA en heeft PCN ook geen geld ontvangen van APNA voor hun pensioenaanspraken.
De ontmanteling van de Nederlandse Antillen
Bij de ontmanteling van de Nederlandse Antillen op 10 oktober 2010 werd door middel van een boedelscheiding overeengekomen dat de pensioenverplichtingen van het Algemeen Pensioenfonds voor de Nederlandse Antillen (APNA) zouden worden verdeeld over drie landen, te weten Curaçao, Sint Maarten en Nederland voor wat betreft de BES-eilanden. Maar toen de eerste pensioenjaaroverzichten van het nieuwe Pensioenfonds Caribisch Nederland verschenen, bleek dat van vele honderden ambtenaren, waaronder onderwijzend personeel, vele jaren pensioenrechten van vóór 10 oktober 2010 verdwenen waren.
Dat die rechten wel degelijk bestaan is volgens 50PLUS aangetoond aan de hand van de salarisstroken uit die tijd die niet alleen pensioen-inhoudingen of achterstand vermelden maar ook het cumulatief opgebouwde bedrag. Nagel stelt daarvan bewijzen te hebben ontvangen.
Van het kastje naar de muur
PCN schrijft in de brief aan de gedupeerde dat de pensioenaanspraken van de gedupeerden in de administratie niet meer (volledig) zijn terug te vinden. De deelnemers zouden volgens PCN niet opgenomen zijn in de administratie van de APNA. Deelnemers aan het pensioenfonds die dit constateerden, zouden zich zo’n vijf jaar geleden al tot het PCN hebben gewend. Naar eigen zeggen werden ze in die vijf jaar van het kastje naar de muur gestuurd. Recent heeft het PCN hier schriftelijk op gereageerd.
Uit de brief blijkt dat PCN in de boedelscheiding geen geld heeft ontvangen van APNA met betrekking tot de pensioenuitspraken. “Dat betekent dat PCN (…) ook geen geld heeft ontvangen (…). Dit is helaas geen unieke situatie. Naast uzelf en uw collega’s, betreft dit ook deelnemers die voor 2010 bij een van de andere overheids- en onderwijsinstellingen werkten”, aldus de ambtelijke secretaris van PCN. Vervolgens wijst PCN in deze brief op het feit dat zij verplicht is vanuit de Pensioenwet BES en vanuit het toezicht door De Nederlandsche Bank zorg te dragen voor een adequate financiering van pensioenaanspraken. PCN trekt vervolgens de volgende conclusie: “In uw specifieke situatie betekent dit dat de premies die door de werkgever op uw salaris zijn ingehouden, samen met de werkgeverspremie – inclusief wettelijke rente – afgedragen dienen te worden alvorens PCN de pensioenverplichtingen op zich kan nemen.”
Het blijft onduidelijk waar het precies is misgegaan. Werkgevers hebben de premies mogelijk nooit afgedragen, of het geld ‘verdween’ direct daarna. PCN zegt dat er bij het pensioenfonds geen sprake is geweest van “inadequate pensioenuitvoering”. De voorzitter van de Raad van Toezicht bij PNC, Ank Bijleveld, erkent de problemen en wijt ze aan administratieve belemmeringen in het verleden. “Het komt omdat er op de Antillen bij werkgevers vaak onvoldoende besef was van het belang van een volledige en correcte aanmelding. Bij de overgang in 2010 hebben we alles wat bekend was overgenomen.”
Regelrechte schande
Volgens Nagel is het een “regelrechte schande dat radeloze pensioenspaarders nu al vijf jaar van het kastje naar de muur worden gestuurd.” Hij pleit voor onderzoek van minister Plasterk naar de gang van zaken en wil dat eventuele daders strafrechtelijk worden vervolgd. Ook moet de Nederlandse overheid volgens Nagel garant staan voor de pensioenaanspraken, omdat het gaat om Nederlands overheidspersoneel.
Daarnaast wil 50PLUS weten wat de toezichthoudende rol van DNB in deze kwestie is geweest en waarom niet veel eerder aan de bel is getrokken. In het jaarverslag 2013 van PCN opgesteld door Ernst & Young accountants zou de onzekerheid betreffende de APNA boedelscheiding worden benadrukt. Ze vestigen de aandacht op de paragraaf “niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen”. In de toelichting op de jaarrekening is de onzekerheid uiteengezet met betrekking tot de uitkomst van de afwikkeling en afrekening van de APNA boedelscheiding. Dat had volgens 50PLUS reden moeten zijn voor DNB om poolshoogte te nemen van de situatie.
Conclusie
Op de drie eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba zouden naar schatting vele miljoenen zijn verdwenen. Om te beginnen is het noodzakelijk onderzoek te doen naar wie de gedupeerden zijn en hoeveel geld verloren is gegaan. De verdwenen gelden moeten worden opgespoord en er moet worden achterhaald of er sprake is van fraude. Is dat het geval, dan dienen degenen die verantwoordelijk zijn voor deze verduistering strafrechtelijk te worden vervolgd.
Ook is het van belang onafhankelijk onderzoek te doen naar de toezichthoudende rol van De Nederlandsche Bank in deze kwestie. Door fouten of kwade opzet kunnen financiële instellingen zelf in de problemen komen en daardoor ook anderen in de problemen brengen. DNB zou daarom voortdurend toezicht moeten houden op financiële instellingen en het netwerk waarvan zij deel uitmaken. De rol van de Nederlandse Bank is zich sterk maken voor een betrouwbaar financieel stelsel waarin instellingen hun verplichtingen nakomen. Het is mogelijk dat DNB steken heeft laten vallen bij haar rol als toezichthouder op het pensioenfonds PCN.
PCN geeft aan dat het zoekt naar oplossingen voor spaarders die pensioenrechten dreigen kwijt te raken. Het fonds betreurt het dat dit zo lang duurt, maar wijst op de complexiteit van de zaak. Het valt PCN te verwijten dat zij deze al vijf jaren durende zaak niet in de openbaarheid heeft gebracht en aanhangig heeft gemaakt.