Amsterdam, 11 juli 2016 – Het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) heeft een eerste verkenning gedaan naar de aandacht die Nederlandse opleidingen bestuurskunde besteden aan integriteit en ethiek-onderwijs. Het rapport concludeert dat er tijdens de opleiding onvoldoende aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen van ambtelijke beroepsethiek. Men kan dus niet verwachten dat universitaire studenten bestuurskunde, waarvan 95% doorstroomt naar de publieke sector, ‘ethisch startbekwaam’ zijn wanneer zij bij de overheid aan het werk gaan.
De centrale vraag van de verkenning was of WO-opleidingen bestuurskunde in Nederland voldoende bijdragen aan de educatie van ambtelijke beroepsethiek. Dit werd onderzocht door na te gaan welke rol het hoger onderwijs speelt in het vormen van een nationaal integriteitssysteem, hoe kwalitatief beroepsethisch onderwijs eruit zou moeten zien en hoe er op dit moment vorm wordt gegeven aan de educatie van beroepsethiek bij de universitaire bestuurskunde-opleidingen. Om deze laatste vraag te beantwoorden is gesproken met universitair personeel dat (mede)verantwoordelijk is voor de inhoud van de opleidingen. Uit deze gesprekken bleek dat zij over het algemeen de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de opleiding erkennen, maar dat ethische vorming binnen de opleiding vaak te impliciet, beperkt en theoretisch blijft.
Onderwijs en beroepsethiek
In het rapport wordt verwezen naar de landenstudie ‘Nationaal Integriteitssysteem’ (NIS) van Transparency International, waarin Europese landen zijn beoordeeld op hun vermogen om integriteit te bevorderen en corruptie te bestrijden. In Nederland blijkt de sociaal-culturele fundering van het integriteitssysteem kwetsbaar. Het is op de werkvloer nog steeds moeilijk om anderen aan te spreken op integriteitsschendingen.
Dit komt onder andere doordat het vaak nog steeds onduidelijk is wat deze normen precies inhouden. Met name bij jongeren speelt onderwijs een belangrijke rol in het ontwikkelen van de kennis en competenties die van pas komen als zij in de loop van hun carrière te maken krijgen met integriteitskwesties. Dit hebben ze nodig om situaties te herkennen, maar ook om een duidelijke eigen mening te vormen en deze over te kunnen brengen.
Enkele geïnterviewde vertegenwoordigers weten niet zeker of ethiek-onderwijs wel thuishoort op een universitaire opleiding, zij menen dat vaardighedenonderwijs beter past op een hbo-instelling. Eén van de respondenten gaf aan dat studenten tot kritisch nadenkende individuen gevormd moesten worden, maar dat het niet aan de universiteit is om hen al bij voorbaat voor een bepaalde positie klaar te stomen: “Studenten worden academisch gevormd. Ze komen ook terecht in publieke organisaties. Maar we zijn niet bezig om goede ambtenaren van onze studenten te maken. Ze moeten kritisch nadenkende studenten zijn die goed bronnenonderzoek doen. Ze moeten veel weten van het openbaar bestuur. Maar of ze daar gaan werken, dat is aan hen.”
In de conclusie van het rapport wordt deze terughoudendheid aangestipt als de grootste belemmering bij het ondersteunen van studenten in hun morele vorming: een weerstand tegen een meer normatieve, praktische en vormende invulling van ethiek-onderwijs.
Bestuurskunde: gebrek aan praktische ethiek
Genoeg opleiders vinden dat bestuurskunde wél een rol speelt in het aanbieden van beroepsethiek en dat een academische opleiding niet alleen over kennisoverdracht gaat, maar ook over het leveren van een bijdrage aan de samenleving door het vormen van studenten tot kritische, analytische professionals. De opleidingen pakken dit op uiteenlopende wijze aan: impliciet, expliciet bij vakken of activiteiten, of zelfs integraal door het hele curriculum heen.
Toch worden ethische vakken volgens het rapport nog steeds op een wijze gedoceerd die te weinig impact heeft op de studenten. Er is een tekort aan praktische toepassing van de theorie. In de conclusie van het onderzoek wordt het huidige ethiek-onderwijs gekarakteriseerd als fragmentarisch, intellectueel en vrijblijvend.
“Wij houden ons bezig met het openbaar bestuur, maar niet met de individuele ambtenaar en wat daar bij komt kijken. Het aspect van beroepspraktijk komt nauwelijks voor, terwijl we eigenlijk een opleiding zijn met een sterke focus op de beroepsgroep.”
Eén van de ondervraagde opleiders merkte de noodzaak van praktische ervaring ook op: “Er is een enorme naïviteit bij studenten over ethiek aan het begin van de cursus. Dat wordt versterkt doordat studenten nog nooit iets in de praktijk hebben meegemaakt. Ethiek wordt dan ook vaak geassocieerd met grote schandalen. En er is een groot simplisme in hoe ze erover nadenken. Wat je ziet in mijn cursus is dat studenten zich meer bewust worden van hoe ethiek in verschillende onderdelen in hun vakgebied aan de orde komt. Denk aan onpartijdigheid van een rechter. Ze zien in de loop van de cursus dat in de vezels van het werk ethiek belangrijk is. En ze krijgen een vocabulaire mee om over ethische kwesties te praten en nuances aan te brengen.”
Aanbevelingen van BIOS aan de opleiding bestuurskunde
Hoewel er veel ruimte voor verbetering is, blijkt men bij de universiteiten ook veel bereidheid en initiatief te tonen. BIOS concludeert het rapport daarom met aanbevelingen aan opleidingen, beleidsmakers en overheidswerkgevers.
Opleidingen moeten ten eerste de verantwoordelijkheid nemen voor de rol die zij spelen in de ontwikkeling van beroepsethiek. De meeste studenten komen niet terecht in de wetenschap, maar zien een loopbaan in de publieke sector tegemoet. Daarom is het van belang dat de opleiding meegeeft wat integer gedrag voor ambtenaren en bestuurders inhoudt en ook aanzetten tot individuele reflectie. Dit heeft ook te maken met de tweede aanbeveling: durf als opleiding normatief te zijn. Als studenten niet begrijpen wat de ambtelijke moraal inhoudt, is beroepsethiek onmogelijk.
Overheidsinstanties worden aanbevolen om aan nieuwe collega’s een goede introductiecursus te geven. Men kan op dit moment nog niet verwachten dat jonge ambtenaren aan het begin van hun carrière al genoeg beroepsethische bagage hebben. Zij zullen zich dus moeten inspannen om jonge collega’s die worden aangenomen op een voldoende moreel niveau te krijgen.
Met dit verkennende onderzoek is een begin gemaakt met het verkrijgen van een beter beeld over ethiek-onderwijs in Nederland. De eerste impressie duidt op genoeg verbeterpunten, maar schetst ook een beeld van goede hoop op een betere integratie van het ethische component in opleidingen zoals bestuurskunde.