Op 27 juni 2010 maakte het Openbaar Ministerie (OM) bekend dat er in de zaak van de vastgoedfraude een financiële schikking was getroffen waarbij de hoofdverdachte het wederrechtelijk verkregen voordeel zal terugbetalen. Bij de schikking was ook de belastingdienst betrokken. De Minister van Justitie stemde met de schikking in.
Behalve de schadeloosstelling is een boete van totaal euro 5 mln overeengekomen. De bv ‘s van de hoofdverdachte werden onder meer verdacht van witwassen, valsheid in geschrifte en deelname aan een criminele organisatie.
Het is niet gebruikelijk dat verdachten voorafgaand aan een zitting de beweerde slachtoffers van de fraude schadeloos stellen.
De civiele zaak tegen de verdachten die schikken was wat betreft de gedupeerden ( Bouwfonds en Philips pensioenfonds) van de baan. Het pensioenfonds stelde de claims tegen een groep andere verdachten, onder wie twee eigen voormalige pensioenfondsdirecteuren, te handhaven.
De verdachte moet zich nog wel in de strafzaak persoonlijk verantwoorden in de zaak en riskeert een jarenlang celstraf wegens onder meer omkoping. Bouwfonds en Philips Pensioenfonds zullen wel een kleinere rol spelen in de strafzaak.
Dat het OM bij de vastgoedfraudezaak koos voor financiële afdoening was omdat deze zaak een groot deel van de capaciteit van het OM en de rechtbanken vergt. Door voor hoge bedragen te schikken, worden verdachten gestraft zonder dat daar een langdurige en kostbare rechtszaak voor nodig is, is de redenering. Gezien het grote aantal verdachten was het niet wenselijk om alle verdachten te dagvaarden. De zaken van een aantal verdachten werden daarom – mede om redenen van proceseconomie – met een transactie afgedaan. Daarbij konden de Belastingdienst, Philips Pensioenfonds en Rabo Bouwfonds in de schikking worden meegenomen. Zij kregen direct een deel van hun geld, en hoefden niet nog jaren te procederen om nog iets van hun verliezen terug te zien. Ook met twaalf andere verdachten in deze zaak trof het OM een schikking.
De schikking tegen zeer vermogende vastgoedfiguren (“klassejustitie”) viel slecht bij politieke partijen aan de linkerkant van het politieke spectrum.