Anti-corruptiedag – tijd voor een integriteitsbalans

Anne Scheltema BeduinIntern nieuws, Jaarverslagen, Kwesties, Nationaal, News, Nieuws, Onderzoeken, Organisatie, Wetgeving

Het is vandaag internationale anti-corruptiedag. Dertien jaar geleden presenteerde Transparency International voor het eerst een National Integrity System (NIS) rapport over Nederland. In dit rapport werd er gekeken naar het Nederlandse beleid dat als doel had om corruptie te bestrijden en de publieke integriteit te beschermen. Het rapport werd vergezeld van meerdere aanbevelingen die, indien uitgevoerd, bij zouden dragen aan dit doel.

Dertien jaar later blikken we in het kader van anti-corruptiedag terug op deze aanbevelingen: de integriteitsbalans. Welke ontwikkelingen hebben er plaatsgevonden op het gebied van anti-corruptie en integriteit? Zijn dit allemaal positieve ontwikkelingen of is er ook sprake van stilstand of zelfs achteruitgang in het Nederlandse integriteitsbeleid? In dit artikel wordt die ontwikkeling aan de hand van een zestal aanbevelingen van het eerste NIS-rapport bezien.

Integriteitsvoorzieningen politieke ambtsdragers en ambtenaren.

In het NIS-rapport van 2001 werd er op gewezen dat politici en ambtenaren openheid moeten geven over hun financiën. Dit maakt het mogelijk om te controleren of financiële belangen een rol spelen in besluitvormingsprocessen.

In 2012 werd de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) aangenomen. Hierin werd onder andere het maximum salaris van topfunctionarissen in de (semi)publiek sector beperkt tot 130% van het ministerssalaris. (Semi)publieke instellingen moeten volgens het WNT jaarlijks de bezoldigingsgegevens en eventuele ontslagvergoedingen van hun functionarissen publiceren in de financiële jaarverslagen.

Vanaf 1 januari 2015 gaat de aangescherpte WNT in. Volgens het aangescherpte WNT mogen topinkomens in de (semi)publieke sector maximaal 100% van het ministerssalaris zijn.

Conclusie

De transparantie met betrekking tot inkomens is toegenomen, maar transparantie ten aanzien van zakelijke en financiële belangen schiet tekort. Dit maakt het moeilijk om te controleren of zakelijke en financiële belangen een rol spelen in besluitvormingsprocessen.

Integriteitsvoorzieningen politieke ambtsdragers en ambtenaren

In het 2001 NIS-rapport werd kritiek geuit op de bestaande gedragscodes voor ministers en parlementariërs. Het rapport concludeerde dat er geen gedragscode bestaat voor ministers en parlementariërs om bijvoorbeeld belangenverstrengeling tegen te gaan. Hierdoor worden ambtenaren en lokale autoriteiten onvoldoende gestimuleerd om integriteit een leidraad van hun handelen te laten zijn.

In april 2003 heeft de kamer in haar reglement van orde vastgelegd dat leden verplicht zijn hun betaalde en onbetaalde nevenfuncties en hun geheel of gedeeltelijk door derden betaalde buitenlandse reizen te melden. Begin 2004 werden parlementariërs verplicht de ontvangst van geschenken met een waarde van tenminste € 50 te melden.

Sinds 2011 publiceert de Tweede Kamer op haar website de nevenfuncties van de Kamerleden, een geschenkenregister en een reizenregister.

Conclusie

Nederland heeft de kritiek van het NIS rapport serieus genomen. Integriteitsvoorzieningen voor politici en bestuurders nemen gestaag toe. Toch zijn we nog niet op het eindpunt. Nog veel te vaak worden regels overgelaten aan fracties en de verschillende lagere besturen. Hierdoor hebben politici en ambtenaren onderling geen gelijk wettelijk kader. Ook is er onvoldoende handhaving van de bestaande regels. Het bijhouden van nevenfuncties en het melden van geschenken gebeurt vaak niet, onvolledig of slordig. In veel gevallen bestaat er bovendien geen duidelijkheid over de sancties die kunnen volgen op een overtreding van de regels.

Klokkenluiders

In 2001 werd er gewezen op de slechte bescherming van klokkenluiders. Personen die misstanden melden in de publieke of private sector worden slecht beschermd. Bescherming in de private sector bestaat nauwelijks.

In 2010 trad het Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie in werking. De positie van de vertrouwenspersoon is versterkt en het recht op eventuele vergoeding van proceskosten werd geïntroduceerd.

In 2012 werd er een wetsvoorstel ingediend om een Huis voor Klokkenluiders in te stellen. Deze moet gelden voor de publieke en private sector. Na een debat in de Eerste Kamer in 2014 besloten zowel de regering als de initiatiefnemers zich nader te beraden over de behandeling van het wetsvoorstel.

In de Eerste Kamer was er bezwaar tegen het onderbrengen van het Huis onder de Nationale Ombudsman, op het feit dat het Huis openstaat voor meldingen uit de publieke en private sector en op het samenbrengen van een onderzoeks- en adviesfunctie in een orgaan. Deze kritiek werd vanaf begin af aan door Transparency International Nederland gedeeld.

Conclusie

Het initiatief om de rechtspositie van klokkenluiders te verbeteren verdient steun. De bezwaren die geuit zijn in de Eerste Kamer moeten in acht genomen worden. TI wijst er wel op dat klokkenluiders in de private sector beschermd moeten worden tegen de consequenties die de melding kan hebben. Het is daarom essentieel dat de identiteit van de melder desgewenst anoniem kan blijven.

Financiering van politieke partijen

De financiering van politieke partijen is niet transparant concludeerde het NIS-rapport in 2001. Om belangenverstrengeling te voorkomen is de openbaarmaking van deze gegevens van belang.

In 2012 is het ‘Wetsvoorstel financiering politiek partijen’ (Wfpp) aangenomen door de Tweede Kamer. Volgens de Wfpp moeten politieke partijen die vertegenwoordigd zijn in de Eerste of Tweede Kamer giften boven € 1000 registreren en giften (aan politieke partijen en kandidaten) boven € 4500 openbaar maken. Bij overtreding kan er een bestuurlijke boete opgelegd worden door de minister van BZK.

Op 1 oktober jl. werd door minister Plasterk het eerste Overzicht financiering politieke partijen 2013 vrijgegeven.

Het Wfpp is (nog) niet van toepassing op plaatselijke politieke partijen of plaatselijke afdelingen van landelijke politieke partijen. Er wordt geen maximum gesteld voor het aantal giften of de hoogte van een gift. Ook blijven buitenlandse giften blijven. In een rapport van de GRECO uit 2008 werden deze zaken al aangekaart.

Conclusie

Hoewel het Wfpp een goede aanzet is om de financiering van politieke partijen transparant te maken, is het nog te beperkt in zijn reikwijdte. Om belangenverstrengeling te voorkomen moet een soortgelijke regeling geïntroduceerd worden op lokaal niveau. Het Wfpp moet uiteindelijk tegemoetkomen aan de GRECO-aanbevelingen.

Omvang van corruptie in Nederland

De overheid heeft geen duidelijk beeld over de aard en omvang van corruptie en integriteitsproblemen in Nederland. Het NIS-rapport 2001 constateerde dat data hierover alleen wordt verzameld door journalisten, niet door de overheid. Hierdoor is het moeilijk om een duidelijk beeld over de omvang van deze problemen te creëren.

De Tweede Kamer heeft het belang hiervan onderkend. Ook heeft de Landelijke Corruptieofficier van Justitie aangekondigd in 2012 meldingen centraal te registreren.

Conclusie

Gevallen van corruptie moeten centraal geregistreerd worden om meer effectieve vervolging mogelijk te maken. Hoewel het belang hiervan is onderkent, zijn er tot nu toe nog geen concrete maatregelen genomen om dit te bewerkstelligen.

Corruptiebestrijding in de private sector

 

Het NIS-rapport stelde vast dat publieke bemoeienis in de private sector erg beperkt is. Dit terwijl experts vermoeden dat er meer corruptie is in de private dan de publieke sector. Bestaande wetgeving wordt niet of nauwelijks gehandhaafd en corruptie in de private sector krijgt weinig politieke en juridische aandacht.

In 2001 is de herziening corruptiewetgeving ingevoerd. Nederlanders die in het buitenland ambtenaren omkopen werden hierdoor strafbaar. Door de jaren heen zijn de juridische mogelijkheden om corruptie in de private sector te bestrijden vergroot. De strafbaarstelling van private corruptie is geregeld in Art. 328ter van het Wetboek van Strafrecht.

Het bestrijden van internationale corruptie, hoewel strafbaar, krijgt nog weinig aandacht. Dit laatste blijkt ook uit de bevindingen van het Exporting Corruption rapport van Transparency International. Hieruit blijkt dat Nederland sinds 2010 10 onderzoeken is gestart in het kader van internationale omkoping. Ter vergelijking: Zwitserland is 67 onderzoeken gestart. De Nederlandse justitie heeft bovendien nog nooit een rechtszaak aangespannen wegens internationale omkoping.

Conclusie

Ondanks de duidelijke samenhang tussen de publieke sector en de private sector als het gaat om omkoping (de relatie tussen gever en ontvanger, tussen supply en demand) lijkt er op het gebied van beleid ten onrechte geen systematische relatie te bestaan tussen de publieke en private sector om integriteit te vergroten en corruptie te voorkomen. Bovendien wordt corruptie door private partijen onderling niet bestraft. De Nederlandse overheid heeft ook op dit gebied nog een grote stap te maken.