In deze reeks artikelen probeer ik meer duidelijkheid te geven over de manier waarop Transparency International (TI) naar voren komt in de Nederlandse media. In het eerste deel is er gekeken naar een kwantitatieve analyse van het aantal publicaties waarin TI vermeld wordt sinds 1993. Hieruit blijkt dat TI in toenemende mate in de media genoemd wordt. In het tweede deel werd duidelijk dat de heer Van Hulten een belangrijke rol heeft gespeeld om TI in de beginjaren op de kaart te zetten. In het derde deel werden de jaren 1997 en 1999 belicht. De media-aandacht voor TI groeide in deze jaren voornamelijk door de Corruption Perceptions Index (CPI).
In dit deel wordt er gekeken naar de media-aandacht in de jaren 2003 en 2004. Dit is het begin van een stabiele groeiperiode, zoals hieronder te zien is.
In het jaar 2003 lijkt Transparency International vooral genoemd te worden in artikelen die gaan over corruptie in het buitenland. Zo wordt het rapport ‘Public Resources, Private Purposes’ van TI genoemd door NRC Handelsblad, in een kritische beschouwing van het ‘liberale’ economische beleid van president Daniel arap Moi van Kenia. Trouw gebruikt de kennis van TI als ze een beter beeld willen schetsen van Mexico: “Volgens de organisatie Transparency International is de corruptie in Mexico vergelijkbaar met die in Polen.” De CPI wordt in dit kader veel gebruikt. De Volkskrant vermeld op basis van deze index dat Uganda uitermate corrupt is.
In 2004 wordt TI iets vaker genoemd in artikelen die betrekking hebben op Nederland. Dit komt onder andere doordat het kabinet een ‘integriteitsparadox’ in Nederland signaleert: door de toegenomen aandacht voor normen en waarden lijkt het alsof schendingen van integriteit zich vaker voordoen, terwijl dat niet zo hoeft te zijn. Toenmalig minister-president Jan Peter Balkenende had deze paradox waargenomen. Hij baseerde dit onder andere op de CPI, waar Nederland nog steeds in de top tien van minst corrupte landen staat.
TI leverde hier al snel kritiek op; prof. H. de Doelder, toenmalig voorzitter van TI-Nederland, betwistte dat TI “een goed beeld geeft van de mate waarin fraude verspreid is, en dat onderzoek uitwijst dat het positieve beeld dat over Nederland bestaat, stabiel en overtuigend is”. Hij benadrukte bovendien dat de CPI gebaseerd is op de perceptie van corruptie, niet op feitelijk corruptie of fraude onderzoek. Zowel het Financieel Dagblad als De Volkskrant gaven aandacht aan deze kwestie.
Het jaar 2004 kent verder, net als 2003, veel artikelen die berichtten over corruptie in het buitenland. Zo is er veel aandacht voor corruptie in Roemenië, dat op dat moment bezig was lid te worden van de EU. Trouw baseert zich op informatie van TI als ze melden dat tachtig procent van de mensen in Roemenië in hun dagelijkse leven met corruptie te maken hebben. Het helpt ook niet dat Roemenië volgens de CPI het meest corrupte land in Europa is, vergelijkbaar met Iran, zo melden De Stem en het Eindhovens Dagblad.
Corruptie in het buitenland lijkt de belangrijkste reden waarom TI in deze jaren regelmatig in de media komt. Vooral de CPI en andere onderzoeken zijn belangrijk omdat ze informatie kunnen geven over (de perceptie van) corruptie. In 2003 wordt TI relatief weinig genoemd in relatie tot Nederland, dit verandert enigszins in 2004. De onderzoeken van TI lijken ook hier belangrijk te zijn voor media-aandacht, zoals in de discussie rondom de CPI.
Wesley ter Weele, stagiair Transparency International