Amsterdam, 31 augustus 2015 – In het Nederlands Dagblad verscheen donderdag jl. het artikel ‘Corrupte landen zijn riskanter voor bedrijven’.[1] Het artikel stelt dat corruptie voor bedrijven risicovoller wordt omdat grensoverschrijdende wet- en regelgeving de pakkans vergroot. Arjen Tillema, voorzitter van Transparency International Nederland, werd als deskundige ondervraagd voor het artikel. ‘Vooral beursgenoteerde ondernemingen passen beter op. Ze willen niet in een land waar ze genoteerd staan, de autoriteiten aan de deur krijgen omdat ze elders over de schreef zijn gegaan’, stelt Arjen Tillema.
Brunel, een bedrijf dat mensen detacheert bij vooral olie- en gasbedrijven, vertrekt uit Nigeria vanwege de toenemende druk om aan omkoping mee te doen. De reden voor Brunel om te vertrekken was dat het feitelijk onmogelijk werd om in Nigeria zaken te doen zonder de regelgeving te overtreden, daarnaast liepen hun eigen mensen fysiek gevaar, aldus bestuursvoorzitter Jan Arie van Barneveld. Zet de Nederlandse detacheerder een trend? En wat zijn de gevolgen voor de ontwikkeling van deze landen?
Landen die een lage plek op de ranglijst van corrupte landen van Transparency International innemen zijn riskanter voor bedrijven. Nigeria is hier een voorbeeld van, het gevolg is dat de ontwikkeling gefrustreerd wordt door corruptie. ‘Hierdoor is het levensonderhoud van een familie in Nigeria 15 procent hoger dan nodig’, weet Arjen Tillema. Daarnaast stelt hij: ‘Sommige landen staan zó laag op onze lijst, dat je als ondernemer bijna zeker weet dat je daar vieze handen gaat maken.’
Het artikel maakt duidelijk met wat voor problemen bedrijven te maken hebben in landen waar corruptie diep in de samenleving is doorgedrongen. Het gevolg is dat bedrijven vertrekken en de ontwikkeling van een land gefrustreerd wordt. De brochure ‘Praktische tips voor ondernemen in het buitenland’ van de ondernemingsorganisatie VNONCW begint dan ook met de stelling: ‘Corruptie is moreel laakbaar, tast de interne bedrijfscultuur aan, is kostbaar en schaadt de concurrentieverhoudingen’.
[1] Zie voor het hele artikel: Nederlands Dagblad, donderdag 27 augustus 2015, pagina 2.