Amsterdam, 28 september 2015 – Met de recente onthullingen rondom Volkswagen loopt het imago van de auto-industrie een flinke deuk op. De Duitse autoproducent verkocht vanaf 2009 auto’s met software die de uitstoot van schadelijke gassen bij tests lager uit liet vallen dan bij normaal gebruik. Zo werd aan de gestelde milieuvoorwaarden voldaan in de tests, terwijl in werkelijkheid het brandstofverbruik en de uitstoot van schadelijke gassen hoger lag dan de gestelde normen. Met het aan het licht komen van deze fraude loopt de hele industrie het risico haar integriteit en geloofwaardigheid te verliezen.
Uit de onthullingen van de Amerikaanse milieudienst EPA blijkt dat er enkele honderdduizenden auto’s in de Verenigde Staten rondrijden waarvan de uitstoot en het gebruik veel hoger blijkt te zijn dan gedacht en toegestaan. Geschat wordt dat wereldwijd 11 miljoen auto’s rondrijden die met dezelfde technologie zijn uitgerust. In theorie zou de Duitse autofabrikant een boete kunnen krijgen van 33.000 euro per verkochte auto. Naar verluid zal de boete in de Verenigde Staten oplopen tot ongeveer 16 miljard euro. Verder ondervindt Volkswagen grote imagoschade door het schandaal. De aandelen van Volkswagen daalden vlak na het incident met 20 procent, waardoor het concern 27 miljard euro van de beurswaarde heeft verloren. Juist op de Amerikaanse markt was het bedrijf bezig haar positie te verstevigen, onder andere door het aanprijzen van relatief milieuvriendelijke dieselauto’s. Daarnaast zal de rechtszaak naar verwachting jaren gaan duren. Volkswagen heeft inmiddels 6,5 miljard opzij gezet om de kosten van het schandaal op te vangen.
Maar niet alleen Volkswagen zal hinder ondervinden van dit schandaal: de auto-industrie als geheel loopt het risico haar geloofwaardigheid te verliezen. Het is tegenwoordig niet ongewoon dat een auto niet geheel doet wat de fabrikant de consument wil doen geloven. Het Volkswagenschandaal is een tekenend voorbeeld hiervan, maar meer autoproducenten stellen het brandstofverbruik mooier voor dan het is. Het zal daarom voor de industrie als geheel van belang zijn hun imago weer op te vijzelen en te laten zien dat de consument eerlijk wordt voorgelicht over de prestaties van de producten. Het instellen van onafhankelijke prestatietests is een van de middelen die hiervoor zouden kunnen worden gebruikt.
In veel landen zijn de tests die worden gedaan om het brandstofgebruik te onderzoeken niet onafhankelijk van de producent. Ook in Nederland is dit het geval. In de Verenigde Staten is het beter geregeld: daar worden de tests afgenomen door een onafhankelijke autoriteit en moeten de auto’s vrijwel hetzelfde presteren in de tests als op de weg. Wanneer het verschil in prestaties te groot is krijgt de producent een hoge boete. Door eenzelfde model te implementeren in Europa zou het vertrouwen van de consument in de auto-industrie kunnen worden hersteld. Ook kan dit een motivatie vormen voor autoproducenten om hun auto’s zo zuinig en milieuvriendelijk mogelijk te maken. Voor Volkswagen zal het waarschijnlijk nog jaren duren om vertrouwen terug te winnen, maar ook de industrie als geheel kan een imagoboost nu goed gebruiken. Een onafhankelijke testautoriteit zou daarvoor een goede stap in de richting zijn.