Amsterdam, 5 oktober 2015 – Op zondag 4 oktober zond Radio 1 het programma Reporter Radio uit, dit maal met het onderwerp ‘Lobbyen in Brussel en Den Haag’. In de uitzending werd ingegaan op de huidige transparantie van lobbyactiviteiten met onder andere bijdragen van Olivier Hoedeman en Erik Wesselius (Corporate Europe Observatory), Joost Mulder (Finance Watch), Europarlementariër Wim van de Camp, Kamerlid Lea Bouwmeester en voorzitter van Transparency International Nederland, Arjan Tillema. De gehele uitzending kan hier worden teruggeluisterd. Hieronder kunt u een uitgebreide samenvatting teruglezen.
Lobbyen binnen de EU
Op Europees niveau is de invloed van lobbyisten aanzienlijk, voornamelijk die van bedrijven. Bedrijfslobbyisten krijgen het vaak voor elkaar om wetsvoorstellen van de EU af te zwakken en uit te stellen. Voorbeelden hiervan zijn de autolobby die een sterke invloed heeft gehad op de besluitvorming rondom nieuwe CO2-emissiewetten en de voedingsmiddelenlobby die een nieuw gezondheidskeurmerk heeft kunnen afzwakken.
Jaarlijks geven bedrijven miljoenen uit om hun stem te laten gelden in het besluitvormingsproces. Er zijn naar schatting meer dan 500 bedrijven die een eigen lobbyafdeling in Brussel hebben en nog eens 1000 lobbygroepen van het bedrijfsleven. In totaal zouden er tussen de 15 en 30 duizend lobbyisten in Brussel actief zijn. Volgens Joost Berkhout van de Universiteit van Amsterdam is slechts één kwart van de lobbyisten in dienst namens burgerorganisaties. De rest zijn lobbyisten namens bedrijven, consultancies, branches en overheden. Erik Wesselius van Corporate Europe Observatory schat de exacte samenstelling iets anders in, maar komt tot dezelfde scheve verhoudingen: twee derde van de lobbyisten is actief namens bedrijven, 10% voor maatschappelijke organisaties en de rest namens overheden. Dit zou erop neer komen dat tegenover elke zeven lobbyisten van het bedrijfsleven, één lobbyist namens een maatschappelijke organisatie staat.
Binnen de financiële sector is deze verhouding naar alle waarschijnlijkheid nog schever. De sector die tot de financiële crisis van 2008 sterk aan het lobbyen was voor deregulering, kreeg opeens te maken met een vernieuwde roep om regelgeving vanuit de maatschappij. De EU handelde hier naar, maar in de financiële sector zijn relatief weinig burgerorganisaties actief. Eén van de organisaties die wel tegengeluid probeert te geven aan banken, rating agencies en hedge funds is Finance Watch.
De verhouding bleek wel erg scheef te liggen: van de 50 mensen die contact zochten, was er slechts één van een burgerorganisatie. Soms was deze verhouding zelfs 200 tegen 1.
Joost Mulder, zelf ooit lobbyist op het gebied van financiële diensten maar nu in dienst van Finance Watch, is een van de mensen die wetgeving rondom financiële instellingen probeert aan te scherpen. Tijdens zijn werkzaamheden als lobbyist noteerde hij welke belanghebbenden contact met hem opnamen. Daaruit bleek de verhouding wel erg scheef te liggen: van de ongeveer 50 mensen die contact zochten, was er slechts één van een burgerorganisatie. Op momenten was deze verhouding zelfs rond de 200 ten opzichte van 1.
Verder blijkt dat toegang aan het uiteindelijke besluitvormingsproces niet het probleem is, maar dat juist in de fasen daarvoor al een hoop gelobbyd wordt door bedrijven. Zo bestaan expertgroepen die helpen bij het opstellen van wetsvoorstellen vaak voor 80% uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en kan de overige 20% vaak niet een stempel drukken op het voortraject vanwege beperkte middelen.
Ook is het lang niet altijd zeker dat de partij die de burger moet vertegenwoordigen in een expertgroep dat ook daadwerkelijk doet. Zo bleek uit onderzoek van Corporate Europe Observatory dat de European Privacy Association een wolf in schaapskleren is: deze organisatie deed zich voor als voorvechter van privacy en onafhankelijke denktank, maar was opgericht door een Amerikaans bedrijf wat gespecialiseerd in het creëren van mantelorganisaties. De organisatie bleek flinke betalingen te ontvangen van onder andere Microsoft en Yahoo!
Tot slot blijkt dat lobbyisten ook veel lobbyen bij lagere ambtenaren, hetgeen veel resources kost – die niet alle organisaties kunnen missen – en de transparantie niet ten goede komt. Zo waren er tussen december vorig jaar en juli dit jaar 456 ontmoetingen tussen lobbyisten en lagere ambtenaren van het Directoraat van de Europese Commissie betreffende regulering van de financiële sector.
Lobbyafhankelijkheid
Dankzij de Europese Wet Openbaarheid Bestuur is sinds vorig jaar alle informatie beschikbaar over ontmoetingen tussen lobbyisten en Europarlementariërs, hun directe staf en de Directeurs Generaal van de Europese Commissie. Europarlementariërs blijken vooral via amendementen op wetsvoorstellen open te staan voor invloed van lobbyisten. Met grote regelmaat komt het voor dat parlementariërs voorstellen voor amendementen letterlijk overnemen van bedrijven.
Zo ook Wim van de Camp, Nederlands Europarlementariër namens de Europese Volkspartij. Max Schrems van de organisatie van Europe Versus Facebook onderzocht de amendementen van parlementariërs op hun inhoud en effect op de privacy van de burger. Van de 104 amendementen van Van de Camp bleken er 96 schadelijk te zijn voor de privacy. Van de Camp zelf geeft aan dat deze amendementen door meerdere parlementariërs als groep worden aangedragen om tegengeluid te geven aan andere amendementen. Zelf diende de parlementariër er 46 in. Volgens Schrems hebben de lobbyisten echter zelden meer kennis over het onderwerp dan de parlementariërs. Toch worden teksten zonder nauwkeurig onderzoek overgenomen.
“Parlementsleden hebben zelf te weinig ondersteuning om dingen echt goed uit te zoeken en zeker te weten dat ze de informatie die ze krijgen van de lobbysector ten grondslag moeten leggen aan hun besluitvorming.”
In Nederland komen deze praktijken ook voor. Eén van de oorzaken van deze lobbyafhankelijkheid is het gebrek aan faciliteiten die de politici en ambtenaren tot hun beschikking hebben, zo meent Arjen Tillema, voorzitter van Transparency International Nederland: “Parlementsleden hebben zelf te weinig ondersteuning om dingen echt goed uit te zoeken en zeker te weten dat ze de informatie die ze krijgen van de lobbysector ten grondslag moeten leggen aan hun besluitvorming. Ze zouden meer medewerkers moeten hebben,” stelt hij als oplossing voor.
Lea Bouwmeester, Lid van de Tweede Kamer namens de PvdA, erkent dat dit probleem ook op nationaal niveau speelt: “Als Minister heb je een Ministerie met honderden ambtenaren, maar als Kamerlid heb je echt heel weinig ondersteuning. We hebben wel hele goede medewerkers, maar het zijn er niet heel veel en hoe meer medewerkers je hebt, hoe beter je het kabinet kan controleren en hoe mooier je eigen voorstellen kunnen zijn.” Toch ziet zij ook een andere optie die de afhankelijkheid van parlementariërs kan verminderen, namelijk zo transparant mogelijk zijn: “Als Kamerlid gaat het erom dat je goed weet waar je heen wil en dat je open bent over de informatie die je ontvangt zodat een ander kan reageren. Hoe opener je als Kamerlid bent, hoe minder mensen je daaromheen nodig hebt.”
Lobby in Daglicht
Ook in Den Haag zijn de verhoudingen scheef en kan een kleine groep van grote bedrijven veel invloed uitoefenen op het besluitvormingsproces. Daarom stelde Bouwmeester samen met haar collega Astrid Oosenbrug de basis voor het wetsvoorstel ‘Lobby in Daglicht’ op, waarmee lobbyen zo transparant mogelijk moet worden. Voor de invulling van het voorstel kunnen verschillende partijen met suggesties komen. Bouwmeester is geen tegenstander van lobbyen op zichzelf: “Hoe meer lobbyisten, hoe beter. Als Kamerlid kun je alleen je werk goed doen als je informatie uit de samenleving ontvangt.” Wel moeten er duidelijke regels komen en moet toegang voor iedereen gelijk zijn. Momenteel is het nog “alsof lobbyisten spelen in de speeltuin: er zijn geen regels.”
Ook op nationaal niveau blijken bedrijven nog veel invloed uit te oefenen voordat het voorstel überhaupt is opgesteld. Voor andere belanghebbenden is het pas mogelijk te reageren wanneer het voorstel er al ligt. De wet van Bouwmeester en Oosenbrug moet meer openbare bijeenkomsten mogelijk maken waar iedere belanghebbende geïdentificeerd wordt en kan bijdragen aan het besluitvormingsproces. Momenteel is het mogelijk om via internetconsultatie suggesties op het beleid te geven, maar dit kan anoniem gebeuren. Het is belangrijk om alle partijen te identificeren zodat er gereageerd kan worden op elkaars standpunten.
Een ander belangrijk punt waar het wetsvoorstel aan moet bijdragen is het aan banden leggen van de zogenaamde ‘draaideur’, waarbij ambtenaren hun publieke functie verlaten om vrijwel direct daarna een functie op te pakken bij een bedrijf waar zij in hun publieke functie al mee in aanraking zijn gekomen. Vaak wordt hierbij gebruik gemaakt van het netwerk van de ambtenaar en de kennis die hij of zij tijdens de werkzaamheden als ambtenaar heeft opgedaan.
Dit komt voor op de hoogste niveau’s, zo blijkt uit enkele voorbeelden. Jack de Vries (CDA) ging bijvoorbeeld na zijn functie als Staatssecretaris van Defensie aan de slag als directeur bij Hill & Knowlton, een communicatie- en adviesbureau dat lobbyde voor het aanschaffen van de Joint Strike Fighter. Gerrit Zalm (VVD) ging na zijn periode als Minister van Financiën al vrij snel werken in de top van de DSB Bank. Camiel Eurlings (CDA) trok zich in 2010 terug uit de politiek na een ambtstermijn als Minister van Verkeer en Waterstaat, om in 2011 als directeur bij KLM Nederland het bedrijfsleven te betreden.
Om deze draaideur te blokkeren is er een afkoelingsperiode nodig, zo ziet ook Wesselius: “De draaideur is gevaarlijk: het is niet goed voor het aanzien van de politiek.” Op Europees niveau is de draaideur al wel aan banden gelegd: Eurocommissarissen hebben een verplichte afkoelperiode van 18 maanden. Het niet naleven van deze afkoelperiode kan vervolgens een sanctie opleveren in de vorm van het inhouden van pensioen.
Lifting the Lid on Lobbying
Op 8 april jl. publiceerde TI-NL een rapport over lobbyen in Nederland, getiteld ‘Lifting the Lid on Lobbying – Enhancing Trust in Public Decision Making‘. De aanbevelingen uit dit rapport komen voor een gedeelte overeen met de hierboven gesignaleerde punten.