Amsterdam, 3 maart 2016 – De Franse oliemaatschappij Total en het Nederlandse grondstoffenbedrijf Vitol zijn vorige week door een Franse rechter in hoger beroep alsnog veroordeeld voor omkoping in Irak. De omkoping vond plaats tussen 1996 en 2003 en was onderdeel van het zogenaamde ‘Oil-for-Food’ schandaal. Onder het ‘Oil-for-Food’-programma van de Verenigde Naties (VN) kreeg Irak de mogelijkheid olie te verkopen in ruil voor hulpgoederen en voedsel. Het land ging destijds gebukt onder zware sancties van de VN en had grote tekorten. Enkele jaren na de beëindiging van het programma werd geconstateerd dat er miljoenen waren betaald als steekpenningen. Nu krijgen Total en Vitol alsnog een boete opgelegd voor hun rol in het schandaal.
Het ‘Oil-for-Food’-programma werd in 2003 stopgezet toen Irak werd binnengevallen. Al voor het einde van het programma bestonden er vermoedens over grootschalige omkoping en corruptie. In 2005 bleek uit onafhankelijk onderzoek dat er binnen het programma $1,7 miljard aan steekpenningen was betaald aan Saddam Hoessein. Ook zou er nog eens $10,9 miljard door Saddam zijn verdiend met de illegale smokkel van olie. Volgens het rapport van de onderzoekscommissie waren er meer dan 2.200 bedrijven uit 66 landen betrokken bij de grootschalige omkoping. Ongeveer 60% van de bedrijven in het programma had steekpenningen betaald om als leverancier of afnemer van goederen te mogen fungeren. Ook binnen de VN was er sprake van omkoping van topmensen, onder andere van het hoofd van het programma.
Total en Vitol alsnog schuldig
Het Franse onderzoek dat heeft geleid tot de veroordeling van Total en Vitol begon al in 2002, nog voor de onthullingen van de onderzoekscommissie. Ondanks dat Total niet als schuldige partij in het rapport van de commissie werd genoemd, werd toch besloten het onderzoek door te zetten. Vitol werd wel in het rapport genoemd en werd in 2007 schuldig bevonden in de Verenigde Staten onder de Foreign Corrupt Practices Act. Het bedrijf gaf destijds toe aan beschuldigingen van diefstal en het betalen van steekpenningen en kreeg een boete van $17,5 miljoen.
In een eerste Franse rechtszaak tegen Total en Vitol in 2013 werden beide bedrijven vrijgesproken. De Franse openbaar aanklager liet het hier echter niet bij zitten en procedeerde door tegen de twee bedrijven en enkele betrokken personen. In hoger beroep werden vorige week zowel Total als Vitol alsnog schuldig bevonden van omkoping en het illegaal smokkelen van olie in Irak. Vitol zal een boete van 300.000 moeten betalen terwijl Total een boete van 750.000 kreeg, dat op het moment van het vergrijp het hoogst mogelijke boetebedrag was onder Franse wet voor een dergelijke overtreding. Van de twaalf personen die terecht stonden, is er één vrijgesproken. Elf anderen kregen boetes van tussen de 5.000 en 100.000 euro.
Een goed signaal
Zowel Vitol als Total ontkennen schuldig te zijn aan omkoping in Irak. “Vitol continues to deny that it is guilty of the corruption charges brought in France,” zo vertelt woordvoerdster Andrea Schlaepfer. Vitol zal zich dan ook niet neerleggen bij de uitspraak en hoger beroep aantekenen. Jean Veil, advocaat van Total, liet weten “teleurgesteld” te zijn met de uitspraak van de rechter. Het Franse oliebedrijf denkt nog na over mogelijke vervolgstappen.
Dat het Franse gerecht een uitspraak over buitenlandse omkoping doet is opmerkelijk te noemen. De huidige wetgeving in Frankrijk geeft weinig ruimte voor rechtspraak over buitenlandse omkoping, al wordt er wel aan een nieuwe wet gewerkt. Dat er in dit geval wel een zaak is aangespannen tegen Total en Vitol, laat zien dat Frankrijk buitenlandse omkoping wel degelijk aan wil pakken en geeft een goed signaal af aan de buitenwereld. Met de lage boetebedragen is de veroordeling van de oliebedrijven daarom misschien dan ook vooral een symbolische.