Amsterdam, 25 april 2016 – De rechtbank van Rotterdam heeft het Openbaar Ministerie donderdag in het sluitstuk van het Rotterdamse havenschandaal niet ontvankelijk verklaard. Volgens de rechtbank is de hoogste vordering ooit geëist in een ondernemingszaak, 111 miljoen euro, niet binnen de termijnen van het onderzoek opgehoogd.
De Rotterdamse rechtbank heeft donderdag bepaald dat het Openbaar Ministerie te laat was met het indienen van een terugvorderingsclaim ter waarde van 111 miljoen euro tegen zakenman Van den Nieuwenhuyzen. Het Openbaar Ministerie is niet ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank heeft bepaald dat de vordering te laat kwam. ‘Deze nieuwe vordering is ingediend op 15 maart 2016 en dus buiten de in artikel 511b Sv bedoelde termijn van twee jaren die begon op 19 juli 2013’, aldus de motivering van de rechtbank. Het OM is het niet eens met deze uitspraak en gaat hiertegen in beroep.
Ophoging vordering
Aanvankelijk (op 18 mei 2015) vorderde het OM 42 miljoen euro van Van den Nieuwenhuyzen vanwege faillissementsfraude. Echter sprak het hof in Den Haag hem daarvan vrij. Wel werd Van den Nieuwenhuyzen veroordeeld voor omkoping. Justitie kwam daarop met een nieuwe eis van 111 miljoen euro, het hoogste bedrag dat in een ontnemingszaak ooit is geëist, vanwege het financieel voordeel dat van Van den Nieuwenhuyzen zou hebben verkregen door corruptie in de Rotterdamse haven. Dat is het bedrag dat de omkoping hem heeft opgeleverd, zei het OM. De rechtbank oordeelt nu dat die vordering niet binnen de termijnen van het onderzoek is opgehoogd.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de berekening van 15 maart 2016 ter waarde van 111 miljoen euro geen aanvulling is op de oorspronkelijke vordering van 42 miljoen euro maar een nieuwe claim betreft. De officier van justitie heeft in de nieuwe schatting de bewezen verklaarde omkoping als basis genomen terwijl die basis eerder bestond uit drie gevallen van faillissementsfraude. Aan de schatting is dus een geheel nieuw feitencomplex ten grondslag gelegd.
Niet langer gaat het om begunstiging van betrokkene vanuit het concern, maar om geld dat in het concern is geïnvesteerd door het opnemen van kredieten die frauduleus zouden zijn verkregen. Die berekening leidt dan ook tot een geheel ander, veel hoger bedrag. Deze uitkomst bewijst eens te mer dat het om een nieuwe vordering gaat. De oude claim van 42 miljoen blijft wel staan. Hier gaat de rechtbank zich pas over buigen als de strafzaak tegen Van den Nieuwenhuyzen geheel is afgerond.
Havenschandaal
In de jaren tachtig veranderd Van den Nieuwenhuyzen slechtlopende bedrijven in winstgevende ondernemingen, waar hij zijn bijnaam als ‘bedrijvendokter’ aan overhoudt. Voor de Rotterdamse scheepswerf RDM leende Van den Nieuwenhuyzen 190 miljoen euro bij verschillende banken. Op basis van valse documenten stond het Havenbedrijf Rotterdam, waar Willem Scholten toentertijd directeur was, garant voor leningen van tientallen miljoenen euro’s aan de Rotterdamse scheepswerf. Toen bleek dat RDM de leningen niet kon terugbetalen, werd het Havenbedrijf en de gemeente Rotterdam daarop aangesproken.
Pas in 2004 werd duidelijk dat de ‘bedrijvendokter’ de spil was in het havenschandaal. Van den Nieuwenhuyzen kocht Scholten, de toenmalige directeur van de Rotterdamse Haven, daarbij om in ruil voor tientallen miljoenen euro’s aan bankgaranties. Dit geld gebruikte hij onder andere om de vervallen ‘Grande Dame’ van de Holland-Amerika Lijn, de SS Rotterdam, om te bouwen tot uitgaansgelegenheid. Behalve de overgemaakte steekpenningen mocht Scholten ook onbeperkt gebruik maken van het appartement in Antwerpen van Van den Nieuwenhuyzen. Waar de miljoenen aan leningen zijn gebleven, is niet duidelijk.
In juni 2015 oordeelde het hof in Den Haag dat zakenmannen Van den Nieuwenhuyzen en Scholten betrokken waren bij omkoping. Uiteindelijk, na een forse verlaging van de straffen, kreeg Van den Nieuwenhuyzen een gevangenisstraf van 1 jaar, waarvan 285 dagen voorwaardelijk. Na aftrek van zijn voorarrest hoefde hij enkel een boete van 150 duizend euro te betalen. Scholten kreeg een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden en een geldboete van 75 duizend euro. Momenteel loopt er nog een cassatie bij de Hoge Raad. Als zij besluit dat de strafzaak opnieuw gedaan moet worden, hoopt het Openbaar Ministerie dat Van den Nieuwenhuyzen alsnog voor faillissementsfraude zal worden veroordeeld.