Amsterdam, 2 augustus 2016 – Graag delen wij een blog geschreven door TI-NL lid Geert Vermeulen, ‘The Art of Conducting Third Party Due Dilligence: The Unaoil Case‘. Unaoil is een bedrijf dat gevestigd is in Monaco, en geregistreerd op de Britse Maagdeneilanden. Het verleent ‘industriële oplossing in de energie-sector in het midden-oosten, centraal Azië en Afrika’. In maart 2016 verscheen er een aantal stukken in de Huffington Post en het Australische mediabedrijf Fairfax, waaruit bleek dat het bedrijf de spil is in een netwerk van corruptie in de olie industrie.
De bevindingen van beide media werden onderbouwd met een lek van vertrouwelijke mails van Cyrus Ahsani, de CEO van Unaoil, over de periode 2001 – 2012. Deze documenten zijn een half jaar onderzocht door de betrokken journalisten. Het bedrijf blijkt de spil van een enorm corruptienetwerk, waarbij het geld van grote multinationals in de olie-industrie gebruikte om lucratieve contracten binnen te slepen in het Midden-Oosten, Kazachstan en Oezbekistan.
Unaoil ontkent de beschuldigingen, maar de in het lek genoemde bedrijven hebben aangekondigd interne onderzoeken te starten naar de beschuldigingen. Hetzelfde geldt voor de opsporingsdiensten in diverse landen. Een reden waarom het schandaal niet meer stof heeft doen opwaaien, zou kunnen zijn dat enkele dagen na de onthullingen de ‘Panama Papers’ gepubliceerd werden, een lek dat de gemoederen gedurende ruim een maand heeft bezig gehouden.
Het hele onderzoek naar Unaoil is terug te vinden via deze link.
Betrokken bedrijven
FD berichtte begin april over enkele consequenties van het schandaal voor betrokken bedrijven, zoals Halliburton, Total, Eni, Kvaerner, Rolls Royce, Honeywell, Core Labs, ABB, Samsung en Sinopec. Deze bedrijven zouden allemaal gebruik gemaakt hebben van de diensten van Unaoil, waarbij door het betalen van steekpenningen contracten of informatie over biedingen geleverd zou zijn. Het is overigens onduidelijk of de bedrijven altijd op de hoogte waren van de methodes die Unaoil hanteerde.
In Nederland wordt alleen SBM Offshore genoemd bij de onthullingen. SBM zou in 2010 in Irak gebruik gemaakt hebben van een adviesdienst van Unaoil. Bij een intern onderzoek van SBM naar de werkzaamheden van Unaoil zouden echter “geen onregelmatigheden zijn geconstateerd”. SBM heeft de afgelopen twee jaar diverse zaken met betrekking tot omkopingen geschikt in Brazilië en Nederland. Deze omkopingen speelden overigens niet in Irak, maar in Equatoriaal Guinea, Angola en Brazilië.
Corruptie en de grondstoffenindustrie
De grondstoffenindustrie is erg gevoelig voor omkoping en dat levert dan ook wereldwijd het grootste aantal corruptiezaken op. De laatste jaren neemt het aantal zaken in die sector alleen maar toe. Het jaarlijkse handhavingsrapport van TRACE – een NGO die onder andere consultants en derde partijen screent – laat zien dat tussen 1977 en 2010 “slechts” 66 zaken over omkoping in de grondstoffenindustrie hebben plaatsgevonden, terwijl dat aantal twee jaar later bijna verdubbeld is naar 113 zaken. Het rapport van TRACE over 2014 laat wederom zien dat de grondstoffenindustrie de kroon spant, met 42 lopende corruptiezaken.
De OESO bevestigt deze bevindingen van TRACE, met een schatting dat 19% van alle buitenlandse omkopingszaken (zaken waarbij bedrijven in het buitenland omkopen) tussen 1999 en 2014 de grondstoffenindustrie betroffen. Tweede en derde sectoren zijn de bouw (15%) en transport en opslag (15%).
Waarom is deze industrie zo gevoelig voor corruptie? Daar zijn uiteenlopende redenen voor. Een reden dat de grondstoffen vaak (ongeveer 90%) gedolven worden in ontwikkelingslanden (vaak zijn die staten instabiel, hebben ze geen effectieve instituties en staan ze diep in het rood op de Corruption Perceptions Index van TI). Ook is er nog weinig transparantie in de sector, bijvoorbeeld over inkomsten, belastingen en betaalde tarieven. Hierdoor blijft in die landen het geld uiteindelijk in handen van politici en industriële insiders. Een andere reden is dat er veel gebruik gemaakt wordt van derde partijen bij het proces van het winnen van grondstoffen.
Het vergroten van transparantie in de grondstoffen industrie is iets waar het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) een verschil in hoopt te maken.
Een oplossing: third party due dilligence
Hoe kun je nu voorkomen dat je als bedrijf met dergelijke problemen in aanraking komt? Vermeulen bespreekt in zijn blog de kunst van de screening van risico’s wanneer je werkt met derde partijen. Hij zet daarin als voorbeeld de risico’s en rode vlaggen van de Unaoil casus uiteen, en het gevaar dat schuilt in certificering. Zo had TRACE het bedrijf Unaoil gecertificeerd als betrouwbaar, terwijl Unaoil achter de rug van TRACE om de TRACE medewerkers ‘box tickers’ en ‘wankers’ noemde en enkele mensen die goede referenties afgaven over Unaoil bij het TRACE team had omgekocht.
Hier leest u meer over het TRACE proces en het belang en de beperkingen van third party due dilligence. Interessant tussen conclusie van schrijfster Alexandra Wrage is “[i]f they paid bribes, they must have been good at that”. In de officiële documenten was immers niets terug te vinden te vinden. Naast TRACE waren ook accountants, advocaten, due dilligence kantoren en zelfs enkele rechters voor de gek gehouden. Zonder de gelekte mails was men misschien wel nooit achter de omkopingen gekomen.
Uiteindelijk komt het volgens Vermeulen neer op het onderbuikgevoel. En met meer ervaring zal dit gevoel een steeds beter kompas blijken.
Lees de volledige blog van Geert Vermeulen via de website van het IFFC.