Amsterdam, 19 april 2017 – Twee weken na de eerste verjaardag van de Panama Papers is nu bekend geworden dat er veel meer Nederlandse namen voorkomen in het grootste datalek ooit. Het Financieele Dagblad (FD) heeft naar aanleiding van een momenteel lopende strafzaak aanvullend onderzoek gedaan. In deze zaak richt het Openbaar Ministerie haar pijlen op de oud-bestuurders van het Haags Juristen College. Dit inmiddels failliete kantoor verleende diensten met als doel via offshore constructies belasting te ontwijken. Om de anonimiteit van Nederlandse klanten te verhullen, maakte het kantoor gebruik van vennootschappen en stichtingen in onder andere Panama, Cyprus en de Seychellen. Deze onthullingen laten wederom zien dat meer transparantie op het gebied van uiteindelijke belanghebbenden een absolute noodzaak is.
Naar aanleiding van de Panama Papers is in de loop van het afgelopen jaar bekend geworden dat ook Nederlanders gebruik maken van offshore constructies. Rond 500 Nederlandse namen doken op als aandeelhouder of bestuurder van entiteiten die deel uitmaken van constructies die vaak zijn opgezet om belasting te ontwijken. Onder de namen was onder anderen een oud ABN-commissaris en meest recent een GroenLinks-kandidate voor de Tweede Kamer. Ondanks de ongekende hoeveelheid data die de Panama Papers behelzen, was het relatief eenvoudig deze namen te achterhalen. Dit heeft te maken met het feit dat de tot nu toe bekend geworden personen meestal rechtstreeks aandeelhouder of bestuurder zijn of waren van entiteiten die in de Panama Papers voorkomen. Door het nadere onderzoek van het FD komt nu een mogelijk grote groep Nederlanders in beeld wiens identiteit tot nu verborgen is gebleven. Ook zij hebben offshore constructies laten opzetten om belasting te ontwijken. Of daarbij ook gebruik is gemaakt van illegale structuren is nog niet bekend.
Advieskantoor voor belastingontwijking via offshore structuren
Deze discussie wordt door de onthullingen van het FD weer nieuw leven ingeblazen en zal ook door de parlementaire onderzoekscommissie in de Tweede Kamer moeten worden besproken. Aanleiding voor het onderzoek van het FD is een strafzaak tegen oud-bestuurders van het inmiddels failliete Haags Juristen College (HJC) die afgelopen dinsdag is begonnen. Dit kantoor heeft in het verleden jarenlang diensten aangeboden die ervoor zorgden dat klanten belasting konden ontwijken. Deze openlijk door HJC geadverteerde dienstverlening was mede gebaseerd op de persoonlijke overtuiging van één van de oud-bestuurders die ook oud-voorzitter en lijsttrekker van de Libertarische Partij was. Volgens hem zou belastingheffing diefstal zijn en het ontwijken ervan een morele plicht van ieder individu. In 2001 begon HJC vennootschappen op te zetten in Panama en vanaf 2006 op de Seychellen. De verdenkingen van het Openbaar Ministerie tegen de oud-bestuurders zien op het leidinggeven aan een criminele organisatie en illegale trustactiviteiten.
Offshore anonimiteit als dienst
Naar aanleiding van het strafvorderlijk onderzoek tegen de oud-bestuurders is het FD opnieuw de Panama Papers ingedoken. HJC wordt veelvuldig genoemd in de gelekte interne administratie van de Panamese dienstverlener Mossack Fonseca. Uit onderzoek blijkt nu dat HJC heeft samengewerkt met Mossack Fonseca door Nederlandse klanten via de Panamese dienstverlener aan vennootschappen in Panama en op de Seychellen te helpen. De crux bij de opzet van deze structuren was dat de Nederlandse klanten van HJC nooit formeel aandeelhouder of bestuurder zijn geworden van de ten behoeve van hen opgezette offshore entiteiten. Hiervoor werden door Mossack Fonseca schijnaandeelhouders, zogenoemde ‘nominee directors’, ingezet. Dat zijn natuurlijke personen die door dienstverleners zoals Mossack Fonseca, betaald worden puur en alleen om hun naam te geven voor een schijnaandeelhouderschap. Uit de Panama Papers blijkt dat sommige van deze personen directeur waren van maar liefst 25.000 offshore vennootschappen.
Door middel van een op hun naam uitgegeven volmacht werden de Nederlandse klanten van HJC wel de uiteindelijk belanghebbenden, oftewel Ultimate Beneficial Owner (UBO), van de structuren. Op deze manier konden zij zeggenschap uitoefenen en de vruchten van de investeringen plukken. Dit zonder met naam en toenaam genoemd te worden in welk handelsregister dan ook. Volledige anonimiteit was dan ook een belangrijk onderdeel van de door HJC aangeboden diensten. De genoemde volmachten zijn onderhandse documenten die alleen bij HJC en Mossack Fonseca bekend waren. En via de onthullingen van de Panama Papers en het onderzoek van het FD nu ook bij het publiek.
Meer transparantie nodig op het gebied van UBO
Het verschil met de eerder bekende groep Nederlanders in de Panama Papers is dus gelegen in de aard van de offshore constructies. Terwijl de eerdere groep ingeschreven staat of stond als aandeelhouder of bestuurder, werd de identiteit van de nu bekend geworden groep doelbewust door middel van een aantal vennootschappen en stichtingen verhuld. De UBO achter de constructie blijft op deze manier anoniem. De vraag die dan rijst is: als de constructies en structuren helemaal niet illegaal waren of zijn, zoals nu ook weer wordt beweerd door de oud-bestuurders van HJC, wat is dan de reden dat de identiteit van de UBO verborgen wordt gehouden?
De onderzoeksresultaten van het FD laten zien dat de Panama Papers ook een jaar na de eerste berichtgevingen nog steeds nieuwe onthullingen in petto hebben. En belangrijker, dat het veel moeilijker blijkt en meer tijd nodig is om structuren opgezet om de identiteit van de UBO te verhullen, te achterhalen en te onderzoeken. Daarom is meer transparantie op het gebied van UBO absoluut noodzakelijk. Transparency International Nederland komt in een recent verschenen onderzoeksrapport ook tot deze conclusie. Lees hier de meest belangrijke aanbevelingen van het rapport.