wapenindustrie

De invloed van de wapenindustrie op het EU defensiebeleid

Anne Scheltema BeduinBelangenverstrengeling, Europees, Extern nieuws, Feature, Lobbyen

Amsterdam, 20 oktober 2017 – De Europese Unie trekt de komende tien jaar 40 miljard euro uit voor onderzoek, ontwikkeling en aankoop van nieuwe wapens, aldus de Belgische NGO Vredesactie. Volgens Vredesactie behelst dit een nooit eerder geziene versnelling van de militarisering van de Europese Unie, met slechts één doel: het rendabel houden van de defensie-industrie. De vraag welke wapens ontwikkeld moeten worden en of ze nodig zijn, wordt niet gesteld.

Een groot deel van het door Vredesactie gedane onderzoek richt zich op de lobby van de wapenindustrie. Een belangrijke vraag die zij stellen, is of er wel gelijke toegang tot het besluitvormingsproces bestaat in Brussel. Dit is één van de elementen waar Lobbywatch NL ook op focust: het blootleggen van en tegenwicht bieden aan de lobby en invloed van bedrijven. Een overheid of institutie ‘gevangen door bedrijfsbelangen’ – ook wel corporate capture genoemd – kan immers leiden tot beleid dat voorbij gaat aan publieke belangen, en zelfs sociale en economische ongelijkheid verergert, hetgeen tevens leidt tot uitholling van de democratie. Transparantie is daarom noodzakelijk.

Symbiotische relatie tussen wapenindustrie en EU

Wat waren de bevindingen van Vredesactie? De besluitvorming omtrent de militarisering van de Europese Unie werd gedomineerd door private belangen, waarbij het maatschappelijk middenveld, noch het Europees Parlement substantiële inspraak hebben gehad. Op basis van interne documenten toont Vredesactie met haar rapport hoe de wapenindustrie toegang had tot elk niveau van het proces: van het bepalen van de agenda tot het uitschrijven van de voorwaarden voor subsidies. Het documenteert de symbiotische relatie tussen de wapenindustrie en de Europese instellingen en het effect dat deze relatie heeft gehad op de creatie van een Europees militair onderzoeksprogramma en het Europees Defensie Fonds.

Enkele opmerkelijke feiten uit het rapport

  • Het lobbybudget van de grootste tien Europese wapenbedrijven is in vijf jaar tijd verdubbeld van 2,8 miljoen euro naar 5,6 miljoen euro per jaar.
  • Uit informatie verkregen op basis van de Europese wet op openbaarheid van bestuur, blijkt dat de Commissie de afgelopen drie jaar minstens 36 maal aan tafel zat met de wapenindustrie om te praten over de Preparatory Action on Defence Research. De correspondentie tussen de industrie en het Europees Defensie-Agentschap is zo volumineus dat een doorlichting van die correspondentie gezien werd als ‘een te zware administratieve last’ voor de beleidsmedewerkers om ze aan Vredesactie te bezorgen.
  • De ‘Group of Personalities on Defence Research’, het adviserend orgaan dat de belangrijkste teksten opstelde, bestond uit zestien leden, waarvan tien leden rechtstreeks gelinkt waren aan de wapenindustrie. Zeven vertegenwoordigers van defensiebedrijven, twee vertegenwoordigers van private onderzoeksinstellingen die zouden kunnen profiteren van een Europees militair onderzoeksprogramma en één parlementslid, Michael Gahler, lid van een lobby-organisatie die parlementsleden samenbrengt met de defensie-industrie.
  • Door te werken met een ‘Group of Personalities’ heeft de EU elke vorm van transparantie ontweken. Een Group of Personalities staat immers niet geregistreerd als een expertengroep die verplicht is om vergaderdata, agenda’s en verslagen openbaar beschikbaar te stellen.
  • Een analyse van de beleidsvoorstellen van het Defensie Actieplan toont dat deze bijna letterlijk gebaseerd zijn op adviezen van de wapenindustrie.
  • Ondanks het feit dat onderzoek in het kader van de Preparatory Action volledig (100%) gefinancierd zal worden door de EU, zullen de onderzoeksresultaten eigendom worden van de betrokken wapenbedrijven (met enkel toegangsrechten voor de lidstaten indien zij een ontwikkelde technologie verder willen ontwikkelen). De meeste andere Europese projecten onder bijvoorbeeld het onderzoeksprogramma Horizon 2020 zijn deels gefinancierd door de EU (80%) en deels door de deelnemers (20%).

Elk van deze bevindingen correspondeert met een risico, dat de aanbevelingen van Lobbywatch NL in het manifest proberen te adresseren. Zo zou een lobbyparagraaf, waarin wordt geregistreerd welke externe inbreng is gegeven, hoe die in de wetgeving is meegenomen, door wie deze is ingebracht, en welke contacten hebben plaatsgevonden tussen lobbyisten aan de ene kant en ambtenaren, toezichthouders en parlementsleden aan de andere kant, helpen bij het verschaffen van inzicht in de al dan niet gelijke toegang tot beleidsmakers. Als die gegevens transparant zijn, bij voorkeur zonder gebruik van de Wet openbaarheid bestuur (gezien de sterk vertragende werking), kan tussentijds of indien nodig achteraf bijgestuurd worden, bijvoorbeeld door het toezichthoudende Parlement.

Hetzelfde geldt voor de door Lobbywatch NL bepleitte transparantie op het gebied van wetenschappelijke studie(s) die ten grondslag liggen aan besluit en beleid. Openbaar moet worden gemaakt wie de opdrachtgever was, door wie deze zijn gefinancierd, wie de auteurs zijn en welke eventuele nevenfuncties zij hebben. Op grond van deze gegevens kunnen de studies kritisch getoetst worden.

Belang van onderzoek naar invloed

Transparency International en Lobbywatch NL benadrukken het belang van dit soort onderzoek naar de invloed van externe partijen op wetgeving en beleid. Wij geloven dat meer transparantie en betere regulering van lobbyactiviteiten nodig is om publieke belangen in beleidsvorming en regelgeving te waarborgen.

Belangrijke risico’s van ongereguleerde lobby zijn (zie verder het rapport ‘Een giftige lobby‘):

  • ‘Home bias’ – Toezichthouders en beleidsmakers maken dikwijls deel uit van hetzelfde netwerk als de sectoren en bedrijven die zij moeten reguleren. Die zullen geneigd zijn om hun ongenoegen kenbaar te maken met bepaalde regelgeving of beslissingen. Door ‘home bias’ zijn toezichthouders en beleidsmakers geneigd om de belangen van deze bekende sectoren of bedrijven te laten prevaleren.
  • De draaideur – Een fenomeen dat regelmatig optreedt is de zogenaamde ‘revolving door’, de draaideur. Wanneer ambtenaren de overstap maken naar het bedrijfsleven, of een lobbyist overstapt naar de politiek, is er, zeker als zij op hetzelfde terrein blijven werken, een gevaar van belangenverstrengeling. Zo kunnen ambtenaren beleid beïnvloeden ten faveure van hun vorige (óf volgende) werkgever.
  • Grote complexiteit – Wanneer een bepaald beleidsterrein of sector buitengewoon ingewikkeld is, creëert dit mogelijkheden voor bedrijven om grote invloed uit te oefenen. In een complex dossier zullen beleidsmakers eerder een beroep doen op informatie en analyse waarover lobbyisten en bedrijven beschikken. Zij hebben immers dikwijls meer middelen en capaciteit om de beleidsmakers te ‘helpen’. Beleidsmakers en toezichthouders zijn vaak afhankelijk van informatie en data die alleen door het bedrijfsleven zelf aangeleverd kan worden. Dit creëert een wederzijdse afhankelijkheid, waarin corporate capture kan ontstaan of versterkt worden.
  • Hoge winstgevendheid – Als er in een bepaalde sector veel geld verdiend wordt, hebben bedrijven meer financiële middelen om te lobbyen. Er zal dan in veel gevallen bovendien meer op het spel staan voor zowel het bedrijfsleven (winst), als de overheid (belastinginkomsten). Dit vergroot dus zowel de noodzaak tot lobbyen voor het bedrijfsleven, als de middelen die zij hiervoor beschikbaar zullen stellen.
  • Marktconcentratie – Bij een hoge marktconcentratie, dat wil zeggen wanneer een klein aantal bedrijven een groot deel van de markt bedient, kunnen de betreffende bedrijven ook effectiever hun belangen behartigen. Het is met een kleine groep makkelijker om samen te werken en gezamenlijk te lobbyen, om zo één stem richting de overheid te laten horen, waarbij weinig ‘concurrenten’ met tegengestelde belangen op de proppen komen.
  • Laag publiek bewustzijn – Als een bepaalde sector weinig in de publieke belangstelling staat, kunnen private belangenbehartigers makkelijker hun gang gaan. De politieke besluitvorming wordt minder nauwlettend gevolgd in de media, door burgers of volksvertegenwoordigers. Daardoor is er minder aandacht voor besluitvorming waarbij het algemene belang het onderspit delft.

Een deel van deze risico’s zijn extra relevant voor sectoren waarin een grote mate van geheimhouding geoorloofd is, zoals defensie en veiligheid.

U kunt het gehele rapport van Vredesactie hier lezen, en hier het persbericht.