Amsterdam, 22 januari 2018 – Politicoloog Joost Berkhout van de Universiteit van Amsterdam doet onderzoek naar de macht van de ijzeren ring van lobbyclubs die het Binnenhof omringen. Zo kunnen de lobbyisten eenvoudig binnenlopen bij Kamerleden, ministers en ambtenaren. De intensieve contacten tussen politici en belangenorganisaties zijn ongetwijfeld goed voor een soepel verloop van het landsbestuur, maar het overleg vindt grotendeels plaats in de achterkamers: alleen het eindresultaat is zichtbaar voor de burger. Berkhout onderzocht welke belangenorganisaties de meeste toegang hebben tot de politiek en welke politieke partijen het best vertegenwoordigd zijn in het lobbycircuit. Wie staan er in de top 20 belangenorganisaties met de meeste toegang tot de politiek?
Naast de achterkamertjespolitiek duiken oud-politici ook regelmatig met regelmaat op als voorzitter van een van de vele belangenorganisaties. Daardoor wordt het beeld versterkt dat Nederland in de praktijk bestuurd wordt door een hecht netwerk van oud-politici die elkaar de bal toespelen, tot groeiende verontwaardiging van kiezers aan de linker- en rechterzijde van het politieke spectrum. Berkhout vond dit genoeg reden om grondig uit te zoeken hoe de ijzeren ring van belangenorganisaties in elkaar zit.
Agenda’s onder de loep
Om te kunnen identificeren welke 200 organisaties uit de duizenden belangenorganisaties die Nederland kent, het belangrijkst worden gevonden door de Haagse politiek, werden de agenda’s van alle ministers in de afgelopen kabinetsperiode onder de loep genomen. Er werd onderzocht welke vertegenwoordigers van lobbyclubs het vaakst bij ministers langskomen en welke organisaties het vaakst werden uitgenodigd voor parlementaire hoorzittingen in dezelfde periode. Ook werd de politieke kleur van de voorzitters van de tweehonderd meest toonaangevende belangenorganisaties onderzocht om te kijken welke politieke partijen het best vertegenwoordigd zijn in het lobbycircuit.
De lijst van tweehonderd belangrijkste belangenorganisaties in Nederland wordt aangevoerd door een twintigtal organisaties die samen bijna meer toegang hebben tot de politiek dan alle 180 andere clubs op de lijst bij elkaar. Dit komt door de centralistische organisatie van lobbyclubs. Zo vertegenwoordigen VNO-NCW en MKB samen ruim 90% van de private werkgelegenheid in Nederland. De universiteiten in Nederland zijn aangesloten bij de belangenorganisatie VNSU en de tienduizenden boeren en tuinders worden vertegenwoordigd door LTO Nederland. Samen sta je sterker. Dit gecentraliseerde beleid werpt zijn vruchten af: zulke organisaties gaan veel vaker op bezoek bij ministers en in de Kamer dan de kleine belangenverenigingen of individuele bedrijven.
De top 20 lobbyclubs in Nederland
De organisaties met de meeste toegang tot de politiek, in percentages van het totaal aantal ontmoetingen en optredens van de top 200 belangrijkste belangenorganisaties:
Dat VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) bovenaan staat, is op zich niet verrassend. Deze belangenorganisatie vertegenwoordigd alle gemeenten van Nederland en moet voortdurend overleggen met het Rijk. Wat wel opvallend is, is dat VVD-politica Jorritsma tegenover VN stelt dat VNG geen lobbyorganisatie is:”De gemeenten zijn er, net als het rijk voor het algemeen belang.” De grootste werkgeversorganisatie met 155 aangesloten brancheorganisaties en ruim vijfhonderd ondernemingen onder hun vleugel. Waar de VNG zichzelf niets als lobbyorganisatie wil beschouwen, doet VNO-NCW dat uitdrukkelijk wel. Dat is in belangrijke mate te wijten aan het werk van Niek Jan van Kesteren, algemeen directeur van VNO-NCW. De verlaging van de vennootschapsbelasting en de afschaffing van de dividendbelasting zijn grotendeels te wijten aan het lobbywerk van VNO-NCW samen met Shell en Unilever. Een sterke lobby is vaak een collectieve lobby.
Gender, afkomst en politieke kleur
De lobbyclubs worden gedomineerd door blanke mannen op leeftijd: van de tweehonderd voorzitters van de belangrijkste belangenorganisaties zijn slechts 55 vrouw, en niet meer dan zes (enkel beoordeeld op achternaam) van niet westerse-afkomst. Opvallend is het enorme aantal oud-politici onder de voorzitters van de top-200. Meer dan de helft van de voorzitters is verbonden aan een politieke partij. Onderzoeker Berkhout geef aan dat dit een veel hoger percentage is dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. “Uit vergelijkbaar onderzoek blijkt dat daar nog geen 5 procent van de voorzitters van belangenorganisaties aan een van de politieke partijen gelieerd is”, aldus Berkhout.
Uit de grafiek valt op te maken dat 19% van de voorzitters uit de top-200 belangenorganisaties in Nederland van de PvdA is, 14 procent van de VVD en 12 procent van het CDA. “Een dominante rol dus voor de drie traditionele bestuurderspartijen”, stelt Berkhout. “Dat is niet onlogisch. Belangenorganisaties willen graag een voorzitter met ervaring en goede contacten in Den Haag. Dan komen ze al snel bij oud-politici van één van die drie partijen uit: zij hebben nu eenmaal vaker geregeerd, hebben het grootste reservoir van ervaren bestuurders en zijn minder omstreden dan partijen op de linker-of rechterflank”, vult de onderzoeker aan.
Gebrek aan regelgeving draaideur
Alle organisaties kunnen profiteren van de ervaring en inzichten die voormalige politici met zich meebrengen, maar er is een probleem met degenen die het ene moment bezig zijn met het opstellen van Nederlandse wetgeving om het volgende moment hun vroegere collega’s te belobbyen over dezelfde zaken. Belangenverstrengeling ligt hier op de loer. Dat politici regelmatig door de draaideur gaan in Nederland, heeft ook te maken met het gebrek aan regulering voor lobbyisten. Er zijn geen regels voor politici die een nieuwe functie gaan bekleden in public affairs. Ook is er geen eenduidige definitie van lobbyen. Zowel lobbyisten als overheidsfunctionarissen weten niet welke normen wanneer gelden en voor wie. Registreren als lobbyist is niet nodig om invloed uit te oefenen over het besluitvormingsproces. Een register voor lobbyisten bestaat bij de Beroepsvereniging voor Public Affairs (BVPA), maar dit is op vrijwillige basis. Dat een oud-medewerker van de Eerste of Tweede Kamer gemakkelijk toegang tot het besluitvormingsproces kan krijgen, kwam duidelijk naar voren uit de zaak-Bot. Oud-politici kunnen namelijk de toegangspas tot de Kamer gewoon behouden, waarmee de eerste hindernis al genomen is.
De draaideur tussen de politiek en het lobbyen verhoogt de kans op corruptie: “Aan een sterk informeel netwerk zit het risico van corruptie, omdat men geneigd zal zijn elkaar te bevoordelen en onderling de zaken te regelen,” zo waarschuwt Willeke Slingerland in de Volkskrant. Transparency International Nederland kwam tot eenzelfde conclusie in een rapport over het Nederlands lobbylandschap. Daaruit bleek dat publieke besluitvormingsprocessen onvoldoende beschermd zijn tegen onevenredige invloed en corruptie. Het is daarom tijd om het lobbyen in Nederland te reguleren met gelijke toegang, het verstroeven van de draaideur met een afkoelperiode en meer transparantie van politieke partijen over de inbreng van lobbyisten in hun verkiezingsprogramma’s.