Amsterdam, 19 april 2018 – Het is ruim twee jaar geleden dat de Panama Papers het wijdverbreide gebruik van anonieme offshore bedrijven onthulde, welke corruptie en financiële misdaad faciliteren. Uit een vandaag gepubliceerd rapport van Transparency International blijkt dat 11 G20 landen nog steeds “zwakke” of “middelmatige” wettelijke kaders voor transparantie van uiteindelijke belanghebbenden hanteren, ondanks de goedkeuring van de G20-beginselen omtrent UBO-transparantie in 2014. Hoe doet Nederland het op het gebied van transparantie rondom uiteindelijke belanghebbenden in vergelijking met de G20-landen?
Veel G20-landen waren de afgelopen jaren betrokken bij grote grensoverschrijdende corruptieschandalen. We zien steeds vaker hoe anonieme bedrijven die de identiteit van de uiteindelijke belanghebbende verhullen, worden gebruikt om gestolen geld wit te wassen of om corrupte deals te operationaliseren.
Aanzienlijke ruimte voor verbetering bij alle G20-landen
Transparency International analyseerde de nationale wettelijke kaders met betrekking tot transparantie van uiteindelijke belanghebbenden in de G20-landen (exclusief de EU), plus vier gastlanden: Nederland, Noorwegen, Spanje en Zwitserland. Hoewel enige vooruitgang is geboekt sinds een soortgelijke beoordeling uit 2015, met name in Frankrijk, Duitsland, Italië en Brazilië, is er bij alle G20-landen aanzienlijke ruimte voor verbetering. Tien G20-landen en twee G20-gastlanden hebben met name zeer zwakke wettelijke kaders als het gaat om het verlenen van toegang tot informatie over de uiteindelijke belanghebbenden aan wetshandhavingsinstanties, belastingautoriteiten en financiële inlichtingeneenheden.
Het Verenigd Koninkrijk is het enige G20-land dat een centraal register met informatie over uiteindelijke belanghebbenden heeft opgezet dat publiek toegankelijk is. Alle andere regeringen zouden hetzelfde moeten doen. “Sinds de G20-beginselen zijn aangenomen, hebben we steeds meer voorbeelden gezien van hoe financiële geheimhouding grensoverschrijdende corruptie vergemakkelijkt. G20-landen zouden het voorbeeld moeten dienen hier een eind aan te maken”, aldus Maggie Murphy, senior global advocacy manager bij Transparency International.
Argentinië, India, Rusland, Saoedi-Arabië, Zuid-Afrika en Turkije hebben hun kader omtrent UBO-transparantie sinds 2015 niet significant verbeterd. Canada en Zuid-Korea liggen met name ver achter als de enige twee landen van de 23 geanalyseerde landen die een “zwak” transparantiekader voor uiteindelijke belanghebbenden hebben.
Vier G20-gastlanden, Spanje, Noorwegen, Zwitserland en Nederland – die niet hebben deelgenomen aan de Top van Brisbane in 2014, toen de G20-beginselen omtrent uiteindelijke belanghebbenden werden aangenomen, en welke voor de eerste keer geëvalueerd worden, doen het in vergelijking met hun G20-tegenhangers relatief goed op dit gebied.
Waar schort het aan?
Voor veel van de onderzochte landen ontbreken processen voor het verifiëren van geregistreerde bedrijfsinformatie, is er sprake van achterstallige witwas-risicobeoordelingen en ontoereikende regulering van advocaten, auditors en aandeelhouders. Makelaars in onroerend goed in vijf G20-landen (Australië, Canada, China, Zuid-Korea en de Verenigde Staten) zijn, ondanks recente corruptieschandalen in de vastgoedwereld, niet verplicht de uiteindelijke belanghebbenden van hun cliënten die vastgoed kopen en verkopen, te identificeren.
Delia Ferreira Rubio, voorzitter van Transparency International, zegt: “De leiders van de G20-landen moeten het tempo opvoeren. We hebben keer op keer gezien dat het anonieme offshore bedrijven zijn die corruptie in stand houden. Het eenvoudigweg mogelijk maken om uit te zoeken wie de uiteindelijke belanghebbende is, moet een voor de hand liggende stap zijn om misbruik van het financiële systeem door corrupten en andere criminelen te voorkomen. Gaat de G20 daarin voorop, of blijven ze graag achter?”
Nederland op het gebied van UBO-transparantie
Nederland neemt dit jaar als gastland deel aan de jaarlijkse G20-top waarin regeringsleiders van de grootste economieën van de wereld overleggen over belangrijke thema’s zoals financiële stabiliteit, economische groei en ontwikkeling. Ons land scoort in vergelijking met de G20-landen middelmatig op het gebied van de wettelijke kaders voor UBO-transparantie maar in vergelijking met de gastlanden is onze score erg zwak. Nederland doet het slecht op vier van de tien G20-beginselen en presteert het minst goed van de vier gastlanden.
Nederland heeft wél de witwas-risicobeoordelingen uitgevoerd en gepubliceerd en heeft daarbij ook externe stakeholders betrokken maar scoort erg laag op het gebied van adequate, nauwkeurige en actuele informatie over uiteindelijke belanghebbenden (13%) en de toegang tot die informatie (18%). Ook op het gebied van UBO-informatie van trusts doet Nederland het zeer matig (25%). Tenslotte scoort Nederland uitzonderlijk slecht op het gebied van het gebruik/misbruik van aandelen aan toonder (13%) waarbij houders anoniem kunnen blijven. Nederland laat aandelen aan toonder op grote schaal toe en heeft geen enkele bescherming tegen het misbruik hiervan.
Enkel informatie over juridische eigendom is opgenomen in de individuele registers van bedrijven; dit kan zowel een nominee of een ander bedrijf zijn, waardoor het heel moeilijk is om de uiteindelijke belanghebbende te identificeren. Ons land vereist niet van buitenlandse trusts opererend in Nederland om informatie bij te houden over alle partijen bij de trust. Onder de vierde anti-witwasrichtlijn, zou Nederland trusts moeten registreren, maar de regering lijkt geen plannen te hebben om de registratie van trusts op te nemen als een vereiste om te voldoen aan de richtlijn.
Nederland moet inhaalslag maken
De EU heeft eind 2017 een akkoord bereikt over het voorstel van de vijfde anti-witwasrichtlijn, terwijl Nederland de vierde anti-witwasrichtlijn nog niet heeft geïmplementeerd in nationale wetgeving. Nederland heeft niet kunnen voldoen aan de eis van de EU om de vierde anti-witwasrichtlijn voor eind 2017 om te zetten in nationale wetgeving. De verplichting tot het invoeren van het UBO-register vloeit voort uit de in 2015 in werking getreden vierde anti-witwasrichtlijn. Het concept wetsvoorstel voor de Implementatiewet registratie uiteindelijke belanghebbenden is in het voorjaar van 2017 geconsulteerd. Transparency International Nederland heeft een reactie gegeven op het wetsvoorstel tijdens de consultatieperiode.
De Nederlandse regering heeft eind januari 2018 een volgende stap gezet in het proces tot invoering van een UBO-register met een concept-besluit, waarin wordt aangegeven welke categorieën personen in elk geval als ‘UBO’ moeten worden aangemerkt voor juridische entiteiten in Nederland. Hoewel de UBO-definitie in het concept-besluit niet specifiek bedoeld is als uitwerking van het nog in te voeren UBO-register, zal de UBO-definitie inhoudelijk overeenkomen met de definitie voor het UBO-register. Het is nu wachten op het wetsvoorstel dat vermoedelijk in de komende maanden zal worden ingediend.
In de vijfde anti-witwasrichtlijn is opgenomen dat het UBO-register een openbaar register zal worden. De commissie stelt hierbij voor om bepaalde informatie over uiteindelijk belanghebbenden van bedrijven met een winstoogmerk openbaar te maken. Een ander voorstel is het systematisch uitwisselen van informatie uit de UBO-registers door de EU-lidstaten. Dit zijn grote stappen voorwaarts mits de EU-lidstaten overgaan op volledige implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn en voorbereiding op de vijfde anti-witwasrichtlijn, en samen met de G20 druk uitoefenen op alle offshore gebieden om zich aan deze nieuwe wereldwijde standaard te houden.
U kunt het volledige rapport “G20 Leaders or Laggards?” hier downloaden.