Amsterdam, 13 juni 2018 (door Aart G. Broek) – In westerse landen zullen falende bestuurders niet publiekelijk het hoofd buigen, de ogen neerslaan en hun spijt betuigen zoals dit in Japan gebeurt. Behalve vernederend en zodoende schaamtevol is een dergelijk optreden vooral bedoeld om aan te geven hoezeer de bestuurder is begaan met het lot van de (mogelijke) slachtoffers die hij maakte. Rijkman Groenink (ABN AMRO), Hubert Möllenkamp (Rochdale), Marcel de Vries (Vestia), Henk Chin Sue (Gasunie) en Loek Hermans (Maevita) werden gebrandmerkt als falende bestuurders. De heren legden schaamtevolle trajecten af. In een westers land als Nederland wordt van dergelijke bestuurders echter niet verwacht dat zij publiekelijk kenbaar maken zich te realiseren wat zij anderen hebben aangedaan. Zij worden niet geacht gevoelens van schuld te uiten.
Schandpaal
Wij schermen de aanstichters van leed bij voorkeur af, meer in het bijzonder beschermen we ze zo veel mogelijk tegen openlijke hoon – beschaafd als we menen te zijn. De tijden van de schandpaal op het marktplein liggen tenslotte ver achter ons. Nadat de klokkenluider Arthur Gotlieb een einde aan zijn leven maakte, werden de namen van de afdelingsdirecteur en de unitmanager onder wie Gotlieb bij de Nederlandse Zorgautoriteit werkte, angstvallig buiten het nieuws gehouden.
Tonen we ons beschaafd? Beschaafder dan de Japanners? Of zou een publieke schuldbekentenis op zíjn plaats zijn geweest? Hoe het ook zij, wij voelen ons zeer ongemakkelijk bij het zich daadwerkelijk verontschuldigen.
Onze westerse culturen worden gedomineerd door schaamte, dat wil zeggen we vrezen vernederingen, juist omdat we zo goed weten hoe die voelen: uiterst pijnlijk. Schuldgevoelens – het zich afvragen wat we anderen hebben aangedaan – komen, op afstand, later wel, of helemaal niet. De hand in eigen boezem steken is niet onze sterkste eigenschap.
Aanbevelingen
Met grote regelmaat neemt bedrijfsfalen buitenissige proporties aan en blijken principes van integriteit met voeten getreden. Vooral in de meer of minder verzelfstandigde sectoren uit het publieke domein wordt dan een ‘onafhankelijke commissie’ in het leven geroepen. Die krijgt als taak mee het bestuurlijke en bedrijfsmatige handelen onder de loep te nemen en met aanbevelingen te komen.
Keer op keer verlangt een dergelijke onderzoekscommissie krachtdadiger toezichthouders, minder eigenzinnige bestuurders, professionele topmanagers en deugdzame deskundigen, én open participatie van diverse personeelsgeledingen. Sprankelende verlangens voor een paradijselijke toekomst. Een pleidooi voor verontschuldigingen ontbreekt steevast.
Het lijkt toch zo voor de hand te liggen om zich te verontschuldigen voor gemankeerd handelen. Een welgemeende spijtbetuiging kan wonderlijk goed uitpakken voor alle partijen. Het werkt louterend, zowel voor de snoodaard als voor de slachtoffers. Dit kán met name wanneer er vervolgens tastbare inspanningen worden verricht om het leven te beteren.
Helaas blijkt het zich waarachtig verontschuldigen een uiterst pijnlijke inspanning die we liever niet verrichten. Een kwestie van schaamte: we stellen ons dan kwetsbaar op en voelen ons direct bedreigd. We vrezen vernedering en het uitgesloten worden. Loutering lijkt onbereikbaar. Deze angst vertaalt zich bijvoorbeeld in de uitspraak die ik een gemeentelijk bestuurder eens – onder vier ogen – hoorde doen: ‘Als ik mij verontschuldig dan voel ik mij zo’n lul.’
Spijt betuigen
Deze bestuurder is geen uitzondering. Zo maakt de psychotherapeute Harriet Lerner duidelijk in een studie die zij wijdde aan de ins en outs van het zich verontschuldigen: Why won’t you apologize? Healing big betrayals and everday hurts (2017). ‘De moed om je te verontschuldigen,’ zo concludeert Lerner met recht ter afsluiting van haar studie, ‘[…] vormt de kern van effectief leiderschap’. Dit geldt haar inziens sowieso voor relaties die er toe doen, zoals die tussen partners, ouders en kinderen, broers en zussen onderling, vrienden. Ze illustreert dit met tal van sprekende voorbeelden.
Lerner weet ook dat ‘niets de eigenwaarde zozeer [verwoest] als schaamtegevoel’ en zodoende een waarachtige spijtbetuiging dikwijls onuitgesproken blijft. Weer die angst voor vernedering, afwijzing, kleinering of – in alledaags Nederlands – de angst om gedist te worden.
Gewoon zeggen ‘ik zat fout, ik heb me vergist, het spijt me’ (note: zonder vervolgens omslachtig de ander alsnog de verantwoordelijkheid voor je eigen miskleunen in de schoen te schuiven). Dat blijkt niet zo gewoon, maar uitgesproken onaangenaam, vooral in een omgeving waar kerels hun mannelijkheid – dominantie, aanzien, (financieel) succes – tegenover elkaar telkens weer moeten bewijzen. ‘Het geeft me het gevoel,’ citeert Lerner zo’n alfamannetje (vergelijkbaar met voornoemde bestuurder), ‘dat ik zwak ben als ik me verontschuldig. Het is alsof je iets verliest en de ander de overhand geeft.’ Voor dergelijke gevoelens van angst hebben we dus het woord ‘schaamte’.
Zoals gezegd, we kunnen op westerse landen als de Nederlandse probleemloos het stempel ‘schaamtecultuur’ drukken. Traditioneel beschouwden we Aziatische landen als Japan als zodanig, terwijl wij ons eigen reilen en zeilen vooral als ‘schuldcultuur’ zagen. Vergeet het onderscheid maar. Schaamte zwerft vrij rond. Grenzeloos. Het is dan ook niet aannemelijk dat binnenkort falende bestuurders hier te lande het hoofd buigen en zich welgemeend verontschuldigen voor hun wandaden.
***********
Deze column verwijst indirect naar Joep Dohmen en Jeroen Wester (redactie), Operatie ‘werk Arthur de deur’; Dagboek van een ongewenste werknemer (Haarlem, 2014); citaten uit de Nederlandse vertaling van het boek van Harriet Lerner, Sorry hoor! Hoe oprechte excuses je relaties kunnen veranderen (Amsterdam, 2017). Over de reikwijdte van schaamte en het (onhoudbare) onderscheid schaamte- c.q. schuldculturen, zie meer in het bijzonder mijn Schaamrood; Aantekeningen over angst, agressie en ambitie (Haarlem, 2017), waaraan deze column gedeeltelijk is ontleend.