Universiteiten

Gebrek aan transparantie bij de Nederlandse Universiteiten

Lotte RooijendijkAlgemeen, Extern nieuws, Feature, Kwesties, Nationaal, Nieuws

Amsterdam, 30 augustus 2018 – Naar aanleiding van een rondgang langs de Nederlandse Universiteiten door de NOS gaf het Interstedelijk Studenten Overleg (IOS) te kennen dat het schort aan transparantie bij de Nederlandse universiteiten. Er zou te weinig duidelijkheid bestaan over de totstandkoming van de tarieven voor het instellingscollegegeld.

Kostbaar: (tweede) studie aan de Universiteit

Sinds een aantal jaren kunnen de studiekosten in Nederland aanzienlijk oplopen voor de buitenlandse student én de Nederlandse student die reeds een studie heeft afgerond. De universiteit mag namelijk aan deze twee groepen het instellingscollegegeld vragen indien zij niet aan wettelijk gestelde voorwaarden voor het reguliere collegegeld in aanmerking komen. Door het opwerpen van een betalingsdrempel wordt onder meer beoogd te voorkomen dat studenten nodeloos lang studeren, of tijdens hun (fulltime) baan een extra studie volgen in de vrije tijd.

Dergelijke maatregelen lijken in beginsel legitiem en noodzakelijk om het onderwijs in Nederland betaalbaar te houden. Toch lijkt de huidige insteek van de constructie op een aantal punten bezwaarlijk. Zo wordt het instellingscollegegeld, anders dan het reguliere tarief, niet jaarlijks vastgesteld. Voor het instellingstarief geldt slechts een ondergrens, namelijk die van het reguliere tarief. Dit leidt tot zeer hoge tarieven en grote verschillen tussen de universiteiten. Zo varieert het instellingstarief voor een studie bij de faculteit Geesteswetenschappen volgens de NOS tussen de EUR 5100 in Tilburg en EUR 9700 in Leiden. De Tweede Kamer heeft inmiddels een motie aangenomen om de tarieven te reguleren en te beperken. Dit is echter niet voldoende; het is tot op heden niet duidelijk hoe aan de motie invulling gegeven moet worden, waardoor aan de huidige situatie voorlopig niets veranderd.

Gebrek aan transparantie wegens het verbod op kartelvorming?

ISO stelt dat universiteiten, in afwachting van een oplossing door de wetgever, tenminste moeten streven naar transparantie. Dit kan worden bewerkstelligd door een concrete verantwoording van de cijfers; waarom vraagt universiteit A, bedrag X terwijl universiteit bedrag Y vraagt voor dezelfde studie? Welke voordelen brengt het hogere tarief met zich mee en welke kosten worden precies doorgerekend?

Volgens de ISO ontbreekt deze transparantie op dit moment bij een groot aantal universiteiten. Transparantie inzake de cijfers blijft uit of wordt slechts op hoofdlijnen gegeven waardoor ‘fact checking’ niet goed mogelijk is. De vereniging van universiteiten (VSNU) stelt in het kader van het gebrek aan transparantie dat universiteiten nou eenmaal niet volledig transparant mogen zijn omwille van het verbod op kartelvorming. Dit verbod houdt in dat bedrijven geen onderlinge afspraken mogen maken die de concurrentie (en daarmee tevens factoren als de prijs, kwaliteit en het aanbod) kunnen aantasten. In theorie zou volledige transparantie door de universiteiten, volgens de VSNU, concurrentievervalsing op de Nederlandse universitaire markt met zich mee kunnen brengen. Bovendien zou het te ingewikkeld zijn om precies te kunnen berekenen welke kosten in de hoge tarieven meegenomen zijn. Friederycke Haijer, interim directeur van Transparency International Nederland, stelt in dit kader: “Dit lijkt de wereld op zijn kop. Onze ervaring leert juist dat transparantie helpt om verboden prijsafspraken te voorkomen. Niet andersom”.

De tweede studie als verdienmodel

Juist transparantie inzake de berekening is relevant. Immers, het is opvallend dat een studie gevolgd door een buitenlandse student of student die reeds in het bezit is van een studie, ineens een paar duizend euro extra kost. Het is aannemelijk dat kosten die direct gemoeid zijn met de instroom van extra studenten wordt doorberekend, maar het is niet volstrekt logisch dat het gegeven dat een student buitenlands is of reeds een studie heeft gevolg, leidt tot dergelijk verhoogde bedragen. Transparantie op dit punt zou, ook in het kader van acceptatie, goed zijn. De NOS heeft in een rondgang langs de universiteiten getracht te achterhalen welke (extra) kosten worden gerekend. Slechts drie universiteiten waren bereid de berekeningen te delen. Daaruit bleek dat niet slechts diverse berekeningsmethoden gehanteerd werden, maar ook de mee te nemen kosten verschillen. Paul van Meenen (D66) stelt dat “het er de schijn van heeft dat tweede studies voor universiteiten een verdienmodel zijn”.

Universiteit Leiden zou ook vaste kosten voor onderwijs en het onderhoud van gebouwen doorberekenen aan de studenten. Volgens Van Maanen is dit niet de bedoeling. Dergelijke vaste kosten worden namelijk volledig gesubsidieerd door de overheid. Volgens de Universiteit van Wageningen ligt dit genuanceerder. De extra instroom zou het neerzetten van extra gebouwen noodzakelijk maken. Volgens de VSNU is bovendien een nadere nuancering op zijn plaats. Niet het wettelijke collegegeld maar het instellingstarief zou het beste aantonen wat een student daadwerkelijk per jaar kost.

Vooralsnog blijft, in afwachting van een wetswijziging, het huidige systeem in werking. De voorzitter van de IOS, Tom van den Brink, roept dan ook de Nederlandse universiteiten op tot het geven van openheid van zaken aan de studenten. Juist het bieden van transparantie is belangrijk voor het bewerkstelligen van eerlijke en gelijke prijzen. Aldus dienen de universiteiten zich niet te verschuilen achter het kartelverbod.