Amsterdam, 28 augustus 2018 – De rechtspraak sloot in 2017 voor het eerst een jaar af in de rode cijfers. In het kader van het jaarverslag beschreef voorzitter Frits Bakker in een verklaring de tendens van steeds minder rechtszaken in Nederland. Dit lijkt op het eerste gezicht een positieve ontwikkeling. Immers, dit zou kunnen duiden op minder burgerconflicten die uitmonden in een juridisch conflict en vermindering van de criminaliteit. Echter, als kritisch wordt gekeken naar de achterliggende oorzaken, komt een minder positief beeld naar voren. Een beeld van toenemende financiële tekorten verweven met het verlies van binding met de maatschappij.
Korten op de rechtspraak
In de rijksbegroting voor 2018 is rekening gehouden met een financieringstekort van 28 miljoen euro voor de rechtspraak. Dit (forse) tekort leek te rooskleurig ingeschat; de verwachting is dat het tekort zal stijgen tot maar liefst 40 miljoen euro. Dit tekort is gelegen in een afname in de begroting (in twee jaar tijd van één miljard euro naar ruim 900 miljoen euro) en structurele afname van het aantal rechtszaken. Dit laatste is problematisch aangezien de rechtspraak per zaak betaald krijgt. De afname van het aantal rechtszaken heeft verschillende oorzaken. Allereerst is door het aantrekken van de economie de burger over het algemeen beter in staat te voldoen aan financiële verplichtingen waardoor minder snel de gang naar de rechter wordt gemaakt. Daarnaast heeft de verhoging van het griffierecht een afschrikkende werking. In dit kader vroeg Bakker zich (terecht) af wat de burger aan een rechtbank heeft, als men zich niet kan veroorloven er gebruik van te maken. Tot slot wordt ook het gebruikmaken van alternatieven voor rechtspraak, zoals mediation, gestimuleerd. Gehoopt werd dat de gemiste inkomsten opgevangen konden worden met opbrengsten uit het digitaliseringsproject ‘KEI’. Dit mocht niet baten. Dit voorjaar werd de stekker uit het project getrokken en bleek bovendien dat KEI de reeds bestaande financiële problematiek heeft vergroot. Al met al is door de rechtspraak zo’n 220 miljoen aan het mislukte project besteed.
Gevolgen voor de maatschappij en de justitiële keten
Voorgaande financiële problematiek is niet slechts merkbaar binnen de rechtspraak; ook de samenleving wordt hierdoor geraakt. Gedacht kan worden aan de situatie waarin bepaalde burgers zich een juridische procedure niet langer kunnen veroorloven, althans de kosten niet in verhouding staan tot het conflict. Dit maakt dat de burger steeds verder geraakt van de rechtspraak. Ook op andere plaatsen in de justitiële keten speelt financiering een negatieve rol. Steeds meer advocaten uit de sociale advocatuur geven te kennen niet langer hun praktijk op deze wijze voort te kunnen zetten. Dit is erin gelegen dat het meerendeel van hun cliënten recht heeft op gefinancierde bijstand en de financiering die de advocaten op grond daarvan ontvangen, niet in verhouding staat tot het werk. Zo wordt voor een scheiding 10 uur gerekend (en uitbetaald) terwijl de praktijk laat zien dat de advocaat hier gemiddeld 30 uur werk aan heeft. Commissie-Van der Meer berekende zelfs dat advocaten werkzaam in de sociale advocatuur gemiddeld genomen hetzelfde verdienen als een administratief medewerker bij de overheid. Geopperd werd de vergoedingen vrij te stellen van 21% BTW om de financiële druk te verlagen. Dit brengt een directe omzetverbetering voor de advocaat met zich mee, zonder de justitiële begroting zwaarder te belasten. In dit kader is het tevens van groot belang te sturen op samenwerking en adequate inzet van de juiste hulpverleners. Immers, de rechtzoekenden die op basis van gefinancierde rechtsbijstand worden bijgestaan hebben in de regel te maken met een grote verscheidenheid aan hulpverleners en instanties. Het korten op de financiën speelt inmiddels ook bij de deurwaarders. Als onderdeel van staking van de politie worden deurwaarders vanaf donderdag 23 augustus a.s. niet meer door de politie begeleid. Dit zou met zich mee kunnen brengen dat, indien de burger de gang naar de rechter heeft bewandeld, de uitvoering van een gerechtelijk vonnis alsnog wordt bemoeilijk. Ook dit kan leiden tot verder verlies van binding met de samenleving.
Wie treft blaam?
Een van de vragen die gesteld kan worden is ‘aan wiens schuld is voorgaande problematiek te wijten?’ De politiek wegens het ophogen van de griffiekosten? Of dient het verwijt toch neergelegd te worden bij de rechtspraak zelf? Bakker geeft in een interview met het Financieel Dagblad te kennen dat het vereenvoudigen en harmoniseren van werkprocessen met rechters lastig is. Zij zijn namelijk van mening dat zij al jaren lang hun werk goed uit te voeren, aldus Bakker. Bovendien kent de rechtspraak een cultuur waarin iedereen over alles mee wilt praten; een gegeven dat niet bevorderlijk is voor het doorvoeren van aanpassingen. Dit betekent overigens niet dat de rechtspraak onwelwillend tegenover modernisering staat. Men wilt wel, maar is niet onderling eens over de wijze waarop. Dit heeft grotendeels te maken met de decentrale organisatie van de rechtspraak. Volgens Bakker is vanuit de rechtspraak ‘alles wat gedaan kon worden aan bezuinigen, gedaan’. Het is dan nu ook aan een externe partij om onderzoek te doen naar nieuwe mogelijkheden.