Amsterdam, 13 september 2018 – Woensdag lanceerde Transparency International haar nieuwe rapport Exporting Corruption. Transparency International Nederland ging die dag in op het beperkte niveau van handhaving in ons land bij buitenlandse omkoping door Nederlandse bedrijven. Maar hoe zit het bij andere landen, straffen zij naar verhouding in het geval van buitenlandse omkoping?
Er zijn veel verliezers en maar weinig winnaars wanneer bedrijven buitenlandse overheidsfunctionarissen omkopen om lucratieve overzeese contracten te winnen. Bij het prioriteren van winst vóór principes, falen regeringen in de meeste grote exportlanden om bedrijven te vervolgen die de wet overtreden met buitenlandse omkoping.
Actieve handhaving ontbreekt
Wat ontbreekt is actieve handhaving. Het nieuwe rapport van Transparency International, Exporting Corruption, stelt vast dat slechts 11 belangrijke exportlanden – goed voor ongeveer een derde van de wereldwijde export – actieve of gematigde wetshandhaving voert tegen ondernemingen die in het buitenland hebben omgekocht om onder meer mijnbouwrechten te verkrijgen, contracten voor grote bouwprojecten te winnen, vliegtuigen aan te kunnen kopen of andere dubieuze deals te sluiten.
Eén van de meest schokkende voorbeelden van de afgelopen jaren is het massale buitenlandse omkoopschandaal van het Braziliaanse bouwconglomeraat Odebrecht, waarbij ongeveer $788 miljoen aan steekpenningen is gemoeid met overheidsfunctionarissen en politieke partijen in minstens 12 landen.
De kosten van buitenlandse omkoping
Buitenlandse omkoping heeft enorme negatieve gevolgen voor de economieën van de getroffen landen. Er wordt geld verspild aan deals die te duur zijn of geen echte voordelen opleveren. De toch al beperkte middelen komen enkel ten gunste van een paar individuen, terwijl burgers essentiële openbare diensten worden ontzegd, zoals toegang tot schoon water, veilige wegen of elementaire gezondheidsdiensten.
Over de hele wereld lopen concurrenten die betere producten aanbieden het mis op een oneerlijke markt en dit veroorzaakt een race naar de bodem, waarbij sommige bedrijven kiezen voor omkoping omdat anderen het ook doen. Dit is de reden waarom de Anti-Bribery Convention van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) landen verplicht stelt om omkoping van buitenlandse overheidsambtenaren strafbaar te stellen en gerelateerde maatregelen in te voeren, zoals het onderzoeken van verdachte gevallen. Het doel ervan is om een corruptievrij, gelijk speelveld voor wereldwijde handel te creëren.
Weinig goed nieuws, veel slecht nieuws
Het rapport Exporting Corruption beoordeelt de prestaties van 44 toonaangevende exporteurs, waaronder 40 ondertekenaars van de OESO-conventie. Voor het eerst beoordeelt het vier niet-OESO-verdragsexporteurs: China, ’s werelds grootste exporteur, evenals Hong Kong, India en Singapore, goed voor ongeveer 18 procent van de wereldexport.
Het goede nieuws is dat acht landen die 7,1 procent van de wereldexport vertegenwoordigen hun prestaties sinds het vorige rapport in 2015 hebben verbeterd. Zeven landen bevinden zich nu in de categorie actieve handhaving, vergeleken met vier in 2015. Dit zijn Duitsland, Israël, Italië, Noorwegen, Zwitserland, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.
Het slechte nieuws is dat er nog een lange weg te gaan is. Vier landen, goed voor 6,7 procent van de wereldexport, zijn verslechterd in hun prestaties op het gebied van handhaving en een totaal van 33 exporteurs, goed voor ongeveer 52 procent van de wereldexport, heeft nog steeds weinig tot geen handhaving tegen buitenlandse omkoping. Hier bevinden zich alle vier de exporteurs – China, Hongkong, India en Singapore – die de Anti-Bribery Convention niet hebben ondertekend. Vele andere landen, waaronder Nederland, tonen geen enkele vooruitgang en blijven op het niveau van beperkte handhaving steken, ondanks eerdere waarschuwingen van de OESO.
De resultaten tonen aan dat we nog lang niet op een omslagpunt zitten wat betreft effectieve handhaving tegen buitenlandse omkoping. Regeringen moeten hun handhaving van buitenlandse omkoping opschalen. Dit betekent dat we beschuldigingen en dringende aanklachten moeten onderzoeken, rechtbanken schuldige individuen en bedrijven moeten veroordelen en waar nodig substantiële sancties moeten opleggen.
Wat gedaan moet worden
De handhavingskloof die bestaat in China, Hongkong, India en Singapore moet worden gesloten door toe te treden tot het OESO-verdrag en, samen met alle andere landen die betrokken zijn bij de wereldhandel, buitenlandse omkoping met de nodige wetgeving en handhaving uit te roeien.
Transparency International beveelt aan dat overheden:
- Zwakke punten in hun wettelijke kaders en handhavingssystemen aanpakken, met inbegrip van ontoereikende middelen voor grensoverschrijdende handhaving.
- Ervoor zorgen dat schikkingen naar aanleiding van omkoping in het buitenland op een transparante en verantwoorde wijze en door middel van passende procedures, worden opgelost met afschrikkende en onpartijdige straffen.
- Verbetering van de verantwoordingsplicht en afschrikking door het publiceren van actuele statistieken en informatie over rechtszaken.
- Assisteren bij grensoverschrijdend onderzoek door meer informatie te delen met andere landen
Bovendien zou de OESO-werkgroep inzake omkoping meer gebruik moeten maken van naming en shaming bij landen die niet handhaven in het geval van buitenlandse omkoping, precies zoals Transparency International dat in de nieuwe editie van Exporting Corruption doet.