Amsterdam, 19 september 2018 (door Joris Gijsenbergh) – Klokkenluiders zouden vaker een heldenstatus moeten genieten, stelde Transparency International Nederland eerder. Dat klinkt vanzelfsprekend: zij riskeren immers hun baan of zelfs hun vrijheid om integriteitsschendingen aan te kaarten. Daarvoor ontvangen zij echter pas sinds kort lof. In de negentiende en twintigste eeuw hadden klokkenluiders lang niet altijd en overal een goed imago. Dat betekent dat wij hen niet voor lief mogen nemen.
Tegenwoordig zijn klokkenluiders niet meer weg te denken uit het publieke leven. Geregeld klappen (ex-)werknemers uit de school om wangedrag binnen hun bedrijf of overheidsdienst aan het licht te brengen. Zij krijgen veel aandacht van journalisten en documentairemakers. Klokkenluiders spreken tot de verbeelding, omdat zij in naam van het publiek belang misstanden aan de kaak stellen. Bovendien betalen velen van hen daar een zware prijs voor, aangezien hun voormalige werkgevers vaak represailles nemen. Vandaar dat klokkenluiders vandaag de dag steeds vaker worden erkend. De hedendaagse belangstelling voor klokkenluiders is echter van recente datum, zo leert de geschiedenis ons.
Klokkenluider avant la lettre
Al eeuwenlang meldden insiders dat zij getuige zijn geweest van wantoestanden. Het oudste en bekendste Nederlandse voorbeeld is Eduard Douwes Dekker, beter bekend als Multatuli. Deze assistent-resident van Lebak op Java trok aan de bel toen hij in 1856 ervaarde dat lokale Indische hoofden hun macht misbruikten. Aanvankelijk gebruikte hij de interne kanalen, door zich te richten tot het Nederlands-Indische bestuur. De gouverneur legde zijn aanklacht echter naast zich neer. Daarom nam Douwes Dekker ontslag en maakte hij de misstanden openbaar, door in 1860 zijn roman Max Havelaar te publiceren. Vanwege zijn offer en openbaring, staat hij tegenwoordig bekend als klokkenluider avant la lettre. Tijdens een symposium in 2015 roemde het Multatuli Huis hem als ‘misschien wel de eerste klokkenluider ooit’. Dat imago kreeg Douwes Dekker echter pas lang na zijn dood. Tot zijn spijt kreeg hij in zijn eigen tijd geen rehabilitatie van de Nederlandse regering en verwierf hij vooral faam als romanschrijver.
Groeiende waardering
Het duurde ruim een eeuw voordat klokkenluiders waardering gingen oogsten. Dat proces verliep bovendien met horten en stoten. Deze ontwikkeling begon in de jaren zeventig van de twintigste eeuw, in de Verenigde Staten. In 1971 lekte Daniel Ellsberg de Pentagon papers naar de pers. Daarmee maakte deze militaire analist bekend dat de Amerikaanse overheid de bevolking had voorgelogen over de Vietnam oorlog. Ellsberg zette hiermee een ware trend: veel landgenoten volgden zijn voorbeeld en riepen malafide werkgevers ter verantwoording. Verder zorgde Ellsberg ervoor dat het begrip klokkenluider (oftewel ‘whistle-blower’ in het Engels) ingeburgerd raakte. Voor het eerst omarmden journalisten klokkenluiders als dappere waakhonden van de democratie. Het opinieblad TIME koos bijvoorbeeld Ellsberg’s kant in de ‘battle over the right to know’. Die strijd was echter nog niet gestreden, want de Amerikaanse overheid ging in de tegenaanval. President Nixon probeerde Ellsberg in diskrediet te brengen en liet hem vervolgen. Pas in 1978 voerde president Carter wetgeving in ter bescherming van ambtenaren die corruptie aan het licht brachten. Klokkenluiders in de privésector moesten tot 1989 wachten op een vergelijkbare regeling.
Nederland loopt achter
In Nederland verliep de opmars van klokkenluiders nog moeizamer. Hier verschenen zij pas vanaf de jaren tachtig op het toneel. Zo onthulde ambtenaar Fred Spijkers in 1984 dat er militairen waren omgekomen als gevolg van ondeugdelijke landmijnen. Slechts geleidelijk kregen klokkenluiders publieke erkenning. NGO’s speelden daarbij een belangrijke rol. Zo steunt Transparency International sinds 1993 iedereen die tegen corruptie strijdt. Ook onderzoeksjournalisten droegen bij aan de verbetering van het imago van klokkenluiders. Het lot van Ad Bos maakte veel indruk op de publieke opinie. Hij oogstte medelijden omdat hij zijn baan kwijtraakte en in een camper moest wonen, nadat hij vanaf 1999 een boekje open had gedaan over de bouwfraude. Hij bleef berooid achter, omdat hij de woede van zijn voormalige collega’s op de hals had gehaald. De reacties op Bos tonen aan dat klokkenluiders zowel waardering als weerstand opriepen. Dat overkwam ook Spijkers. Het ministerie van Defensie verklaarde hem voor gek en gaf hem pas in 2002 eerherstel. Het duurde nog langer voordat de Nederlandse regering beschermende wetgeving aannam. Pas in 2016 werd het Huis voor Klokkenluiders opgericht.
Weerstand blijft bestaan
Al met al hebben klokkenluiders in de loop der tijd een steeds betere naam gekregen. Dat blijkt uit Amerikaanse en Nederlandse publieke debatten en wetgeving. Bovendien werken ook de Europese Commissie en veel bedrijven anno 2018 aan klokkenluidersbescherming. Tegelijkertijd roepen klokkenluiders echter nog altijd weerstand op. Zo valt op dat TIME in 2013 Edward Snowden bekritiseerde als ‘informer’ die overheidsgeheimen lekte. Dat is een groot contrast met de lof die het blad in 1971 had voor Ellsberg en voor drie klokkenluiders die in 2002 als ‘Persons of the Year’ op de cover prijkten. Zelfs het congres Transparency & Society, dat in 2018 in Berlijn werd gehouden, had de veelbetekenende ondertitel ‘Between promise and peril’. Zowel academici als activisten waarschuwden daar dat transparantie soms nadelen heeft. De bekendste Nederlandse filosoof die dat standpunt verdedigt is Paul Frissen, auteur van Het geheim van de laatste staat: kritiek van de transparantie.
Grote uitdaging
Klokkenluiders hebben een moeizame ontwikkeling doorgemaakt. Zij kregen pas waardering vanaf de jaren zeventig in de Verenigde Staten en de jaren tachtig in Nederland. Tegelijkertijd hebben zij ook altijd veel weerstand ontmoet, tot op de dag van vandaag. Lang niet iedereen beschouwde transparantie als onvervreemdbaar democratisch recht. Deze geschiedenis plaatst Transparency International voor een grote uitdaging. Zij kan transparantie alleen bevorderen als meer mensen dit principe op waarde schatten. En dat lukt alleen als die mensen inzien dat transparantie geen vanzelfsprekend gegeven is. Wij moeten klokkenluiders blijven steunen, en mogen hen niet voor lief nemen.
Joris Gijsenbergh is universitair docent Politieke Geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij doet historisch onderzoek naar de omgang met klokkenluiders in West-Europa en de Verenigde Staten gedurende de 20e eeuw. j.gijsenbergh@let.ru.nl