Slechts 7 zaken in aanmerking voor strafrechtelijk onderzoek
In de laatste jaren hebben accountants jaarlijks meer dan 1000 ongebruikelijke transacties bij de FIU gemeld. Een deel van die meldingen geeft de FIU na een eerste weging als verdacht door aan de opsporingsdiensten. Sinds 2011 zouden 1300 meldingen als verdacht zijn aangemerkt. Volgens recent evaluatie-onderzoek door de FIOD, FIU en het OM is bij 70 gevallen vermoedelijke corruptie boven komen drijven.
Wat opvalt is dat slechts 7 zaken in aanmerking zijn gekomen voor een strafrechtelijk onderzoek. In 63 zaken volgt dus geen strafrechtelijk onderzoek. Transparency International Nederland (TI-NL) vraagt zich af wat er gebeurt met de andere zaken en waarom er bij serieuze signalen van corruptie toch gekozen is geen strafrechtelijk onderzoek te doen. Volgens de FIOD is een deel van die zaken onder voorwaarden doorgegeven aan de Belastingdienst vanwege het fiscale component dat vaak aanwezig is bij corruptiezaken. Dat betekent dus dat deze zaken op voorhand bestuursrechtelijk en niet strafrechtelijk zullen worden afgehandeld.
Meldingen accountants
Het beeld dat accountants allemaal onwillig zijn om te melden, is volgens de FIOD, de FIU en het OM onterecht. “De samenwerking met deze poortwachters loopt juist goed en steeds beter. We organiseerden recent bijvoorbeeld bijeenkomsten met de twee brancheorganisaties NBA en SRA, met de AFM, Bureau Financieel Toezicht, de Big Four en kleinere accountantskantoren, om kennis uit te wisselen”, aldus Desiree van der Hoorn van de FIOD. Uit de bijeenkomsten kwam naar voren dat het belangrijk is dat de accountant zoveel mogelijk context en details over een ongebruikelijke transactie moeten melden, wil de opsporing in actie kunnen komen.
Van der Hoorn noemt de meldingen door accountants van ongebruikelijke transacties “belangrijk omdat zij bij ondernemingsbestuurders aan tafel zitten en vanwege hun controletaak een goed zicht hebben op wat er in een onderneming gebeurt.” Accountants zijn interessant als bron voor de meldingen, vult ze aan, omdat banken, aandeelhouders en de maatschappij “het vertrouwen in een bedrijf baseren op het oordeel van de accountant”.
Fraude materieel genoeg om te melden
Volgens de FIOD, FIU en het OM heeft slechts een kleine minderheid van de accountants moeite om zich te houden aan hun wettelijke meldplicht van fraudesignalen. “Een terugkerend discussiethema daarbij is de vraag of de mogelijke fraude wel materieel genoeg is om te melden”, merkt Van der Hoorn op. Maar wanneer is mogelijke fraude voldoende materieel om het te melden? Het is niet aan de accountant om te beoordelen of een transactie verdacht is, maar hij of zij moet volgens de Accountantskamer aan de hand van de Richtsnoeren voor de interpretatie van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) voor belastingadviseurs en accountants bepalen of een transactie ongebruikelijk is.
Enkele indicatoren hiervoor zijn transacties van €15.000 in contanten, met cheques aan toonder of soortgelijk en transacties die aanleiding kunnen geven om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme. De eerste indicator heeft een objectieve aard maar de tweede indicator is subjectief, waardoor dus al onduidelijkheid zou kunnen ontstaan voor de accountant of een mogelijk verdachte transactie nu wel of niet onder de voorwaarden valt om gemeld te worden. Maar dan geldt: elke ongebruikelijke transactie, waarvan je vermoedt dat die verband kán houden met witwassen of terrorismefinanciering, moet worden gemeld. Je moet dus niet alleen melden als er concrete aanwijzingen bestaan voor witwassen of terrorismefinanciering. Omdat het niet altijd duidelijk is wat we van een controlerend accountant mogen verwachten als het gaat om fraude, heeft de NBA onlangs een fraudeprotocol opgesteld.
Omkoping door Nederlandse bedrijven in het buitenland
Bij vier van de zeven corruptiezaken is ook sprake van het vermoeden van omkoping door Nederlandse bedrijven in het buitenland, ofwel van buitenlandse ambtenaren ofwel van mensen uit het bedrijfsleven. Ook zou sprake kunnen zijn van mogelijke smeergeldbetalingen aan buitenlandse agenten. Vanwege het internationale karakter van deze strafzaken, duurt het onderzoek langer vanwege rechtshulpverzoeken aan het buitenland die meer tijd in beslag nemen.
Uit het recente Exporting Corruption-rapport van Transparency International blijkt dat ’s werelds grootste exporterende landen falen om bedrijven, betrokken bij buitenlandse omkoping, te straffen. In het rapport worden landen beoordeeld op basis van hun handhaving tegen buitenlandse omkoping in het kader van de Anti-Bribery Convention van de OESO. De onderzoeksresultaten van Exporting Corruption 2018 laten zien dat Nederland slechts beperkt handhaaft bij buitenlandse omkoping. Tot op heden is er in Nederland slechts één individu vervolgd in een buitenlandse omkopingszaak. De belangrijkste reden hiervoor is dat er wettelijke beperkingen gelden voor de vervolging van buitenlandse personen in dienst bij Nederlandse bedrijven die hun misdaden buiten Nederland hebben gepleegd.