Amsterdam 26 maart (door Anna Smulders) – Op 28 februari 2019 presenteerde het World Justice Project de WJP Rule of Law Index 2019. In deze ranglijst, waarbij de kwaliteit van de rechtsstaat in 126 landen wereldwijd wordt geanalyseerd, prijkt Nederland 5e op de lijst na Denemarken, Noorwegen, Finland en Zweden. Hoewel deze index een zeer positief beeld schetst van de huidige stand van de Nederlandse rechtsstaat en juridische instituties, klinken er vanuit het maatschappelijk middenveld en andere onderzoekscommissies geluiden die deze rooskleurige voorstelling tegenspreken.
World Justice Rule of Law Index
De World Justice Rule of Law Index analyseert en evalueert het functioneren van de rechtsstaat naar aanleiding van publieksenquêtes en enquêtes aan experts, die betrekking hebben op 8 indicatoren: publiekrechtelijke beperkingen op overheidsbevoegdheden, afwezigheid van corruptie, openbaar bestuur, grondrechten, orde en veiligheid, handhaving, civiel recht en strafrecht. Nederland staat in alle 8 categorieën, met uitzondering van orde en veiligheid, in de top 10 wereldwijd.
Kritiek
Hoewel veel beroepsdeskundigen, waaronder van minister van Justitie en Veiligheid Ferdinand Grapperhaus en minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker, Maarten Feteris van de Hoge Raad en oud-voorzitter Frits Bakker van de Raad voor de Rechtspraak, zich beroepen op deze ranglijst in debatten omtrent de kwaliteit van de Nederlandse rechtstaat en deze lijst vaak wordt aangevoerd wanneer er kritiek wordt geuit op de bezuinigen, herstructurering en digitalisering van de rechtspraak, worden er (terechte) vraagtekens gezet bij zowel de totstandkoming van de index als de daadwerkelijke representativiteit.
Op 21 maart jl. publiceerde de Volkskrant een artikel waarin, naar aanleiding van een onderzoek van Toon Peters naar de civiele rechtspraak in Nederland, naar voren kwam dat er veel onduidelijkheid heerst over hoe de gegevens waar het World Justice Project zich op baseert worden verzameld. De conclusie van Peters is duidelijk: ‘De ministers en Raad voor de Rechtspraak verdedigen hun beleid met een beroep op een ranglijst waarvan het onderzoek niet bestaat of in ieder geval rammelt aan alle kanten.’ Philip Langbroek, hoogleraar Rechtspleging en Rechterlijke organisatie van de Universiteit Utrecht, is eveneens sceptisch over de totstandkoming van de randlijst: ‘Ik ga er maar vanuit dat dit rekenkundig netjes is gedaan, maar het is niet helemaal transparant.’
Los van de kritiek rondom de methodologie zijn ook de inhoudelijke conclusies van de index niet onbetwist. In het rapport van de visitatiecommissie voor de rechtspraak uit 2018 benadrukt de commissie nogmaals een veelgehoord knelpunt: de bekostiging van de rechtspraak is niet toereikend waardoor kwaliteitsdoelen en noodzakelijke transformatie en innovatie op een hellend vlak terechtkomen. Kort gezegd: de bezuinigingen beginnen hun tol te eisen. Dit leidt – in de woorden van de visitatiecommissie – tot ‘perverse prikkels’, waarbij er voorrang wordt gegeven aan geld in plaats van inhoud en kwaliteit omwille van de begroting. Dit is, zoals de visitatiecommissie terecht benadrukt, maatschappelijk niet aanvaardbaar.
Corruptie en de kwaliteit van de rechtsstaat
Zoals het World Justice Project aanduidt, is een goed functionerende en onafhankelijke rechtsstaat van doorslaggevend belang in de strijd tegen corruptie. Niet alleen met betrekking tot het bestrijden en voorkomen van corruptie in justitiële systemen, maar ook om te kunnen garanderen dat corruptie in andere delen van de publieke en private sector wordt onderzocht en berecht. Een justitieel apparaat dat onder financiële druk staat, creëert het risico dat de rechtsstaat wordt aangetast in haar weerbaarheid en capaciteit om een actief anti-corruptie beleid te voeren en handhaven.
Het is essentieel dat de kwaliteit van de rechtspraak, als één van de belangrijkste pijlers van de democratische rechtsstaat, hoogwaardig is. Dat is niet alleen van groot belang bij een goede behandeling van zaken maar ook voor het vertrouwen van burgers in de rechtspraak.