De Anti-Corruptie Werkgroep van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft recentelijk haar vierde evaluatierapport over Nederland uitgebracht over de implementatie en handhaving van het OESO-Verdrag tegen omkoping. Hoewel Nederland volgens het rapport meer initiatieven heeft genomen om te komen tot vervolging, worden er nog steeds meerdere tekortkomingen geconstateerd. Weliswaar is Nederland vanaf 2012 26 onderzoeken tegen buitenlandse omkoping gestart, maar in die periode werden er slechts 5 onderzoeken afgesloten met sancties. 2 tegen natuurlijke personen en 5 tegen rechtspersonen. Al die sancties zijn opgelegd in zogenaamde transacties en niet door een rechtelijke uitspraak. Daarnaast waren er zorgwekkende voorbeelden van vergelding tegen personen die buitenlandse corruptie meldden.
In 1997 is het OESO “Verdrag inzake de bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale transacties” (het OESO-Verdrag tegen omkoping) tot stand gekomen. In dit Verdrag zijn wettelijk bindende normen vastgesteld om omkoping van buitenlandse overheidsfunctionarissen bij internationale zakelijke transacties strafbaar te stellen. Het Verdrag is inmiddels door 44 landen geratificeerd. Regelmatig wordt de implementatie van het OESO-Verdrag tegen buitenlandse omkoping in de nationale wetgeving van de landen die het Verdrag hebben ondertekend vanuit de OESO geëvalueerd . Dit is de vierde evaluatie van Nederland. De nadruk lag dit keer op handhavingsinspanningen en resultaten daarvan, vooruitgang op eerder aangekaarte zwakke plekken en op zaken die voortkomen uit wijzigingen in nationale wetgeving of het institutionele kader van Nederland.
Positieve en negatieve bevindingen
De Werkgroep is positief over bepaalde stappen die Nederland heeft gezet sinds de vorige evaluatie in 2012. Bijvoorbeeld als het gaat om het onderbrengen van onderzoek naar buitenlandse corruptie bij de FIOD, de oprichting van het Anti-Corruptiecentrum bij de FIOD en het themateam corruptie bij het Openbaar Ministerie. Deze versterkingen in de opsporing en vervolging hebben onder andere geresulteerd in een sterke toename van het aantal strafrechtelijke onderzoeken naar buitenlandse omkoping. Verder wordt de zaak tegen KPMG van bijzonder belang geacht, omdat dit het eerste geval is waarbij door een partij bij het OESO-Verdrag aan een accountantskantoor sancties worden opgelegd wegens de rol die dat kantoor speelde bij het verbergen van omkoping van buitenlandse overheidsfunctionarissen. Deze zaak onderstreept het beleid van Nederland door zich te richten op poortwachters voor hun rol bij transnationale omkoping.
Desalniettemin constateert de Werkgroep ook een aantal tekortkomingen. Ondanks het in werking treden van de ambitieuze Wet Huis voor Klokkenluiders blijken die Wet en het functioneren van het Huis nog niet aan de hooggespannen verwachtingen te voldoen. Zo geven recente gevallen van vergelding tegen klokkenluiders in buitenlandse omkopingszaken aanleiding tot grote bezorgdheid. Represailles tegen de klokkenluider die het wangedrag van een Nederlandse ambassadeur in Nigeria aankaartte is hiervan een veelzeggend voorbeeld. De ambassadeur onderhield nauwe banden met Shell. Hij zou onder andere geheime informatie over een lopend onderzoek van het OM naar corruptie door Shell naar het energiebedrijf hebben doorgespeeld. Na het melden van de misstanden werd een medewerker van de ambassade geschorst en kort daarna ontslagen. Volgens de OESO kreeg de klokkenluider onvoldoende bescherming, wat grote reden is tot zorg.
Een nieuw protocol inzake internationale samenwerking geeft aanleiding tot bezorgdheid over de rol van de minister van Justitie en Veiligheid bij de goedkeuring van uitgaande verzoeken om rechtshulp aan niet-EU-lidstaten. Verder wordt in het rapport aangegeven dat de ondersteuning door de Nederlandse overheid van het MKB wat betreft training, bewustwording en risico management ten aanzien van buitenlandse corruptie tekort schiet.
Aanbevelingen van de Anti-Corruptie Werkgroep
Op basis van de analyse doet de Werkgroep meerdere aanbevelingen aan Nederland om buitenlandse omkoping beter te kunnen bestrijden:
- Het invoeren van passend toezicht op voorgestelde transacties (d.w.z., zonder gerechtelijke procedure) in buitenlandse omkopingszaken;
- Het geven van duidelijke richtlijnen aan bedrijven die misstanden willen melden (self-reporting) en aan verdachte bedrijven die medewerking willen verlenen aan een onderzoek;
- Het dringend treffen van maatregelen om onnodige vertraging aan te pakken die wordt veroorzaakt door de beoordeling van het verschoningsrecht bij onderzoeken naar buitenlandse omkoping;
- Het met voorrang wijzigingen van de Wet Huis voor Klokkenluiders om de EU-Klokkenluidersrichtlijn te implementeren en, waar passend, de aanbevelingen uit de evaluatie van de Wet Huis voor klokkenluiders in te voeren. Dat alles om zeker te stellen dat werknemers uit de publieke en private sector, die buitenlandse omkoping melden, beschermd zijn tegen vergelding.
TI-NL onderschrijft aanbevelingen OESO
Transparency International Nederland (TI-NL) schaart zich op hoofdlijnen achter de aanbevelingen van de Anti-Corruptie Werkgroep. Uit het recente Exporting Corruption-rapport van Transparency International blijkt dat Nederland te laks is in de strijd tegen buitenlandse omkoping. Het is daarom belangrijk dat Nederland de vierde en vijfde anti-witwasrichtlijnen van de EU implementeert middels een openbaar en volledig UBO-register en zonder de huidige beperkingen. Ook dient het aantal strafrechtelijke zaken betreffende buitenlandse omkoping met daadwerkelijke vervolging, ook van natuurlijke personen, verhoogd te worden. Tot slot zou de rechtszekerheid en duidelijkheid gediend zijn als minder zaken met een transactie en meer via de rechter zouden worden afgerond.
Voor eventuele (pers)vragen kunt u mailen naar communicatie@transparency.nl of bellen naar 0681083627.