Amsterdam, 25 januari 2024 – Eerder schreef Transparency International Nederland (Transparency) over hoe de glyfosaatlobby een sterke stem had in de herbeoordelingsprocedure van het landbouwgif. Een stem die er toe heeft geleid dat gebruik van het middel met tien jaar verlengd is. Op een soortgelijk dossier is eenzelfde trend zichtbaar. In het bredere debat over genetisch gemodificeerde organismen lijkt het ministerie van LNV vooral een luisterend oor te bieden aan de biotech-lobby.
Dit wordt duidelijk uit documenten die Corporate European Observatory (CEO) via een Woo-verzoek heeft verkregen. Zo blijkt vooral het ministerie van LNV een nauw samenwerkingsverband te hebben met de Nederlandse biotech-lobby, vertegenwoordigd door bedrijven als HollandBio en Plantum. Hoge ambtenaren van LNV zitten bijvoorbeeld in de Topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen (T&U) in zowel het Topteam (dagelijks bestuur) als het bestuur dat de kennis- en innovatieagenda van de Topsector coördineert. Verder zijn daar vooral vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en een beperkte groep wetenschappers te vinden. Op het Europese dossier van nieuwe genomische technieken (NGT’s) blijkt de positieve blik ten opzichte van deregulering van de industrie dan ook makkelijk toegang te vinden tot het ministerie van LNV. Kritischere stemmen zijn daarentegen niet vertegenwoordigd in de Topsector. In hoeverre maakt LNV een weloverwogen en objectieve weging van feiten en belangen op dit dossier? En zijn er door deze aanpak geen stemmen in de maatschappij die geen toegang tot de macht vinden?
De Topsectorbubbel
De Topsector T&U werkt volgens de eigen website ‘aan het verminderen van regeldruk’ om de positie van de sector te versterken. Waarnemend DG Agro van LNV, Guido Landheer, zit met de directeur van de ‘Plant Sciences Group’ van de WUR en een Public Affairs professional van veredelingsbedrijf RijkZwaan in het dagelijks bestuur (‘Topteam’) van de Topsector. Deze combinatie van bedrijfsleven, wetenschap, en de overheid noemen ze de ’triple helix’. Ook in het bestuur dat de kennis- en innovatieagenda van de Topsector coördineert zit eenzelfde selectie deelnemers. Vertegenwoordigers van biotech-lobbyist Plantum en BASF Vegetable Seeds – een van de marktleiders in zaden – vinden daar een plek naast de directeur Strategie, Kennis en Innovatie van het directoraat-generaal Agro van LNV. Verder nemen hier vooral vertegenwoordigers van de glas- en tuinbouwsector plaats.
In de aanloop naar de mogelijke versoepeling van de Europese wetgeving voor NGT’s, welke dan nog vallen onder de wet die genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) zeer streng reguleert, vindt er een ‘heisessie’ plaats van de Topsector. In een luxe herberg in Edam komen ambtenaren van LNV samen met biotech-lobbyisten van HollandBio en Plantum samen om de ‘kansen en bedreigingen’ voor versoepeling van de wetgeving te bespreken. Ook schuift een selecte groep wetenschappers van de WUR en de glas- en tuinbouwindustrie aan. In die besloten kring bestaat een groot risico dat de stroom van informatie beperkt blijft tot de bubbel waarin het ministerie zich bevindt. Financiële belangen van de industrie lijken op basis van de deelnemerssamenstelling de boventoon te voeren. En hoewel de financiële belangen van de WUR niet overdreven moeten worden, blijkt in de praktijk dat de rol van het kennisinstituut ook niet geheel neutraal te noemen is.
Financiële belangen
Dat blijkt uit onderzoek van de Groene Fractie in het Europees Parlement. Zij tonen aan dat kennisinstituten, zoals de WUR, zelf een aanmerkelijk belang hebben in het verminderen van regeldruk. Dit komt omdat zij bijvoorbeeld zelf een gerelateerd patent hebben lopen, of omdat delen van hun onderzoek zijn gefinancierd door de biotech-industrie. Op een conferentie die de WUR organiseert over CRISPR-Cas – een NGT – wordt volgens een deel van het instituut dan ook een eentonig beeld geschetst.
Philip Macnaghten, hoogleraar Technologie en Internationale Ontwikkeling bij de WUR, stelt dat de balans tussen het positieve geluid over de techniek en een kritische blik op de gevolgen binnen het instituut zoek is. Hij mist het maatschappelijk debat over de toepassing van de techniek. Het algemene belang wordt volgens Macnaghten onvoldoende meegenomen in het proces van (de)regulering van deze nieuwe technieken. Hij pleit dan ook niet tegen CRISPR-Cas, maar stelt wel dat scherp in de gaten gehouden moet worden op welk niveau en voor welke doeleinden de techniek gebruikt wordt.
De Groenen komen in hun onderzoek tot eenzelfde conclusie. Volgens hen is de stem van wetenschappers die betrokken zijn bij een commerciële toepassing van GGO’s in het debat veel luider dan die van onafhankelijke wetenschappers. Hetzelfde positieve geluid wordt ondertussen door de lobby van de industrie versterkt. Op die manier ontstaat er een echokamer waarin de nadruk komt te liggen op de positieve effecten van de techniek. Critici spelen tweede viool, zoals ook Macnaghten ziet gebeuren in het discours op de WUR. De organisaties en wetenschappers die kritischer zijn op genetisch gemodificeerde gewassen lijken bij het ministerie niet dezelfde weerklank als de industrie te vinden.
Toegang tot de macht
Wat vooral opvalt uit de Woo-documenten van CEO van het wetgevingsproces rondom NGT’s in de EU zijn de verschillende petten van de WUR. Delen van het betaalde advies aan LNV worden woordelijk vertaald in de Nederlandse inbreng op de consultatie door de Europese Commissie. Een andere medewerker, die inhoudelijk advies heeft gegeven aan LNV, is bij de Europese Commissie in een betaalde functie betrokken bij de voorbereiding van het veranderen van de wetgeving. Ook pleit de WUR in de eigen inbreng op de consultatie vóór deregulering. De Wageningse wetenschappers fungeren dus als nationaal betaalde raadgever, Europees beleidsmedewerker én zelfstandig pleitbezorger op hetzelfde dossier. Een opvallende combinatie aan rollen voor het kennisinstituut. Toch stelt Ernst van den Ende, directielid bij de WUR, in een aflevering van Zembla dat wetenschappers uit Wageningen ‘niet lobbyen’. Zelf was van den Ende een van de aanwezigen op de heisessie met LNV.
Ook de stevige betrokkenheid van de biotech-lobby is opvallend te noemen. Lobbyisten van HollandBio, Plantum, BASF Vegetable Seeds en de glas- en tuinbouwsector bevolken de Topsector, waar een intensief samenwerkingsverband met hoge ambtenaren van LNV lijkt te bestaan. Deze eentonigheid kan verkeerd uitpakken, zo leert de geschiedenis. Een eerdere lobby van de industrie voor deregulering van GGO’s in de jaren ’90 was geen succes. Michel Haring, hoogleraar plantenfysiologie aan de UvA, herinnert zich dat destijds dezelfde ‘fabels’ over GGO’s verteld werden door de biotech-lobby, zoals die nu volgens hem over CRISPR-Cas worden verkondigd. Ondanks het gouden etiket van de industrie, hebben GGO’s niet geleid tot gezondere landbouwgewassen, minder gifgebruik óf een oplossing voor honger in de wereld. Sinds de introductie van genmodificatie in de jaren ’90 is het gebruik van pesticiden als glyfosaat in Argentinië bijvoorbeeld niet afgenomen, maar aanzienlijk gestegen.
Geen panacee voor landbouwproblemen
Haring ziet een NGT als CRISPR-Cas dan ook niet ‘als panacee voor landbouwproblemen‘. Hij benadrukt het belang van de context van bodem, wortels, insecten, microbiomen, schimmelnetwerken en weersomstandigheden bij het kweken van planten met resistentie tegen ziekte of droogte. Het gouden etiket dat de biotech-lobby nu op CRISPR-Cas plakt is geen garantie voor succes. De versimpelde werkelijkheid van het laboratorium sluit volgens Haring simpelweg niet altijd aan op de complexiteit in het veld. Planten en gewassen die met gentechnologie resistent gemaakt worden zullen volgens hem twee jaar later te maken krijgen met dezelfde schimmel die zich heeft aangepast. Haring stelt ook dat er als gevolg van het introduceren van technieken als CRISPR-Cas een machtsconcentratie bij grote bedrijven en investeerders in het Westen zal ontstaan. Hij noemt dat ‘biotechnologisch neokolonialisme’. De rest van de wereld zal door de hoge kosten steeds afhankelijker worden van de patenthouders in het Westen.
Ongebalanceerde weging van belangen
De bezwaren tegen het soepeler reguleren van NGT’s, zoals CRISPR-Cas, lijken bij het ministerie van LNV minder gehoor te vinden dan de de argumenten van de biotech-lobby en de industrie. In de triple helix van de Topsector T&U bevind zich geen stem die de belangen van de tegenstanders van versoepelde regulering vertolkt. Dat geldt voor zowel het Topteam als het coördinerende bestuur. Alleen de biotech-lobby, glas- en tuinbouwindustrie en een selecte groep wetenschappers schuiven daar aan. Corparate Europe Observatory zegt over de machtsverhoudingen treffend: ‘bij de heisessie waren geen NGO’s of vertegenwoordigers van de biologische landbouw aanwezig’. Michel Haring deelt dat sentiment. Bij een rondetafelgesprek over CRISPR-Cas waren geen vertegenwoordigers van de biologische landbouw aanwezig, zo stelt hij. Hun input werd niet eens bij de publieke stukken gepubliceerd.
Zo ontstaat het beeld dat stemmen als die van Philip Macnaghten of Michel Haring de weg naar de macht moeilijker weten te vinden. Beiden zijn niet eens felle tegenstanders van de techniek, ze proberen alleen wel nuance aan te brengen in de hosanna die de biotech-lobby erover zingt. En op een complex dosier waar de meningen over het versoepelen van regulering – en over de inhoud in het algemeen – sterk uiteenlopen, is een debat waar de voors en tegens gelijk gewogen worden wenselijk. LNV lijkt in het wetgevingsproces het positieve geluid van de biotech-lobby en industrie echter sterk op te zoeken. Zo leggen milieuorganisaties, de biologische landbouwsector en ‘dissidente’ wetenschappers het af tegen de lobby van de industrie. Zoals ook op het glyfosaatdossier een geïnstitutionaliseerde onbalans in de weging van belangen leek te bestaan, valt hier eenzelfde conclusie te trekken.
Wil jij TI-NL ondersteunen in haar strijd voor klokkenluidersbescherming, politieke integriteit en een samenleving vrij van corruptie? Word dan lid, of steun ons via een donatie: